Skip to main content
Log in

Perzië met betrekking tot Nederland

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

References

  1. Consulaire Verslagen en Berichten, No 16, April 1904, “Verslag van Hr. Ms. Minister-Resident en Consul-Generaal in Perzië over eene reis van Teheran naar Mohammerah en terug via Bagdad.” 56 Blz. Krtn.

  2. Men zal zich herinneren dat de tegenwoordige Minister-Resident reeds van 1890 tot 1896 als Zaakgelastigde ons land in Perzië vertegenwoordigde.

  3. Nieuwe Courant van 5 Juni jl.

  4. De wijze waarop dit geschied is heb ik getracht aan te toonen in een artikel in dit Tijdschrift van Oct. 1896 getiteld: “Java-Bombay-Perzische Golf.”

  5. De tegenwoordige Shah Muzeffer-ed-Din was gelukkiger toen hij in 1900 ons land bezocht. Het schijnt dat hem de aangenaamste herinneringen zijn bijgebleven van de wijze waarop hij toenmaals op het Loo en elders is ontvangen geworden.

  6. De “Imperial Bank of Persia” werd opgericht in Sept. 1889 met een kapitaal van 1 millioen pd. st. en een Board of Directors van 9 leden, waaronder vertegenwoordigers van eenige der voornaamste banken en handelshuizen te Londen. Aan de Bank was door den Shah het uitsluitend recht toegekend tot de uitgifte van bankbiljetten en tot ontginning van mijnen. De aandeelen van 10 pd. st., met 2 pd. st. premium uitgegeven, worden grif genomen en dadelijk na de inschrijving met een belangrijk agio verhandeld.

  7. De Naaml. Vennootschap “Teheran-Toko” had, naast den heer Knobel en door diens bemiddeling haar oprichting te danken aan den lateren Groot-vizier Emin-ed-Dowleh, die op eigen grond een geschikt gebouw optrok en aan de Vennootschap verhuurde. Aandeelhouders werden eenige hooggeplaatste Perzen, waaronder de Groot-vizier Emin-es-Sultan (later Sadr-azem).

  8. De Vereeniging “het Buitenland” heeft hiertoe herhaaldelijk krachtige medewerking verleend, door het beschikbaar stellen van candidaten, waarvan, vooral gedurende de eerste jaren na hare oprichting (in 1888), een naar verhouding groot aantal in Perzië werkzaam waren.

  9. In zijn in den vorm van “Mémoires” geschreven en korten tijd geleden uitgekomen “Perzische schetsen” kon men reeds duidelijke sporen vinden van deze neiging.

  10. Consul. Versl. en Ber. No 23, Jaarg. 1894.

  11. Het is intusschen kenmerkend, dat onder de zoo ruimschoots gegeven mededeelingen van geschiedkundigen aard, geen plaats is verleend aan een herdenking van de verrichtingen in Perzië der Oost-Ind. Compie in de 17de en 18de eeuw. Bij de vermelding der grafschriften te Isfahan (blz. 417–8) ware daar gereede aanleiding toe geweest. (Voor van Lupeur — blz. 418 — leze men van Leypsick).

  12. “Journeys in Persia and Kurdistan...”, door Mrs. Bishop, 1891, 2 Dln., 8o, geïllustr.; “An Autumn Tour in Western Persia”, (Een winterreis wat het weder betreft), door (Lady) E. R. Durand, Westminster (Londen), 1902, 8o, geïllustr.

  13. Alleen zij de vraag veroorloofd of het geen zaak zou zijn wat meer overeenstemming te brengen in de Ned. spelling van Perz. woorden. hoezeer ook volslagen overbrenging van Oostersche klanken in W. Europ. talen meestal onmogelijk is. Het is een vraagstuk, dat onder de Orientalisten van alle landen tot verschil van meening heeft geleid. Dat is echter geen reden om niet zekere regels aan te nemen en zich daaraan te houden. Hier en daar zijn de citaten niet nauwkeurig afgeschreven en het is wenschelijk althans één plaats te verbeteren. Waar er (blz. 449) sprake is van het bezoek der 12 Imams bij een Kurden-hoofd wordt verzekerd dat de “posterity” van zijn stam van dat bezoek dagteekent. In den oorspronkelijken tekst staat echter prosperity, waardoor dan ook beter het geheiligde karakter der bezoekers behouden blijft.

  14. Deze cijfers zijn ontleend aan het onlangs verschenen “Report on the condition and prospects of British trade in Persia”, door H. W. Maclean, den bekwamen “Special Commisioner of the Commercial Intelligence Committee of the Board of Trade”, sedert ongeveer drie jaren, toegevoegd aan de Eng. Legatie te Teheran. Te voren was de heer Maclean gedurende een aantal jaren (sedert hare oprichting) een der meest gewaardeerde hoofdbeambten van de Imp. Bank of Persia en als zoodanig werkzaam op verschillende plaatsen daar te lande. De inhoud van het Rapport is beknopt samengevat in “The Economist” van 23 Juli jl. Het “Journal of the Soc. of Arts” van 29 Juli jl., bevat een kort begrip van den inhoud. — Dat zijn cijfers niet altijd geheel overeenkomen met die van den heer Knobel is veroorzaakt doordat de heer Maclean, m.i. terecht, van de Perz. douanegetallen die van den in- en uitvoer van edele metalen, gemunt en ongemunt heeft afgetrokken.

  15. De benaming “gebleekte en ongebleekte katoenen goederen” had hier behooren aangewend te worden, want onder de voornaamste invoeren van Twente treft men aan Cambrics en lichte Calicots, op welke de naam “Shirtings” niet toepasselijk is. Een korte, maar Engelsche term is “plain cottons”.

  16. Het verdient opmerking dat de Twentsche goederen zich voornamelijk in het Noorden van Perzië genesteld hebben: dus in weerwil van de daar overwegende Russische mededinging. Rusland staat dan ook heel zwak in gebl. en ongebl. katoenen goederen in vergelijking met andere landen. Aan den totaal invoer van Krs. 29.319.746 in 1902–3 nam Engeland deel met Krs. 26.005.271, Rusland slechts met Krs. 2.385.470, Nederland met Krs. 739.000. Duitschland met Krs. 156.000. Dit pro memorie waar er zoo herhaaldelijk sprake is van de onmogelijkheid om tegen Rusland te concurreeren.

  17. De “Karunweg” is bedoeld te gaan van Shushter naar Dizful, Khoremabad, Burudjird, Sultanabad, Kom, Teheran. Col. Bell, die er een ijverig voorstander van was, bezocht deze streken in 1884. In het “Journal of the Soc. of Arts” van 10 Maart 1899 gaf ik een overzicht van de redenen waarom de Karunweg verre te verkiezen is boven dien door het land der Bakhtiaren.

  18. De gevolgtrekking als zouden de opgemerkte overblijfselen van een burg nabij Ahwaz (blz. 431) er op wijzen dat “de Karoen “eertijds hier een richting heeft gehad geheel verschillend van de “tegewoordige”, berust op een dwaling. Bedoelde brug overspande een kanaal (de geringe breedte in vergelijking met die van de rivier zelf wijst daar reeds op) en men neemt aan dat dit gegrave werd ten einde het water van den Karun tijdelijk af te leiden gedurende den bouw van den Bend (dam), die dienen moest tot opstuwing van den stroom voor irrigatie oogmerken.

  19. De nieuwsbladen melden dat deze dienst gestaakt is. Als voorwendsel wordt genoemd de te Bassorah uitgebroken cholera, die intusschen de overige lijnen niet belet voort te werken. De booten van groot charter, die men voor dezen dienst beschikbaar had gesteld, zijn waarschijnlijk nuttiger aan te wenden in Oostelijk Azië. De Russen zullen commercieel in de Golf nooit veel tot stand kunnen brengen, indien zij zich blijven bepalen tot uitsluitend Russichen invoer. Hier althans, zoo ook niet in het Noorden van Perzie, ware samenwerking met ons aangewezen.

  20. Waarom het Verslag sich bepaalt tot het jaar 1900, wordt niet opgegeven. Zelfs waar de Perz. douane nog geen opgaven beschikbaar had over 1900, zouden de Eng. Cons. Verslagen voor 1902 een voldoende leiddraad verschaft hebben.

  21. “Report on the Trade and general condition of the city and Province of Kermanshah”. Diplom. and Cons. Reports. No 540. Miscell. Series. Londen, 1903.

  22. Zie zijn brief in de “Morning Post” van 11 Juli 1902.

  23. Dit geldt in het algemeen voor al dergelijke uittreksels in vreemde talen, die in een Nederl. Cons. Verslag worden gegeven. Men duide dan de herkomst van het excerpt aan door opgave van titel, schrijver en bladzijde.

  24. Journal of the Soc. of Arts, 24 Juli 1901. Het opstel werd door bemiddeling van den heer Curzon aangeboden.

  25. Tijdens zijn verblijf te Peking ijverde de Min.-Res. voor het openen van handelskantoren te Vladivostock en in Korea.

  26. Ten voorbeeld strekken de ondernemingen in Argentinië en China, die door een invloedrijke Amsterdamsche combinatie werden aangevangen, doch weder gelikwideerd. Onze vroegere belangrijke factorijen op de Westkust van Afrika, schijnen feitelijk opgelost in een Fransche Maatschappij. — Wat blijft ons, in dit verband, nu eigenlijk nog over?

  27. Het zij hier aangestipt dat de grondgedachte bij de oprichting dier Vennootschap was verkoop van Perzisch opium in China en Japan (Formosa).

  28. Provincien in het Noorden van Perzië.

  29. Het verslag van den Eng. Consul te Isfahan over 1894–5 bevatte reeds het navolgende: “een zeer besliste aanval werd er “tegen ons geopend van een anderen en onverwachten kant, te “weten Holland, een vrij groote hoeveelheid goederen, in dat land “gemaakt, zijn hier in het afgeloopen jaar verschenen... De “prijzen, welke verkregen werden, waren dezelfde, die de Man-“chester goederen bedongen, het is dus aan te nemen dat zij een “marge van winst overlieten”.

  30. Over Java thee (hier, “Batavia thee” genoemd) zegt het rapport: “Het verbruik van deze soort is eenigszins minder dan dat van “Chineesche thee. Batavia thee kan voornamelijk gerangschikt “worden als “Witte” thee, dat is thee, welke een percentage van “bladen bevat, die eindigen in zilver of grijsgekleurde puntjes. “Elke kist, inhoudende 130 pd., bevat acht doozen. Als een voor-“beeld kan aangehaald worden de kwaliteit No 22, die ongeveer “92 shillings v. a. b. de Golf kost. Batavia thee concurreert tegen “Chineesche als een artikel van betere kwaliteit ten gebruike van de hoogere standen. De beste markten zijn Teheran en Tabriz. “Te Meshhed werd deze thee, in Augustus 1903, verkocht tegen “Krs. 6 tot Krs. 6.30 per pd.; te Teheran tegen Krs. 35 tot “Krs. 38 per men Tabriz (Ko 2.97), contant.”

Download references

Authors

Additional information

's Gravenhage, Augustus 1904

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Hotz, A. Perzië met betrekking tot Nederland. De Economist 53, 673–700 (1904). https://doi.org/10.1007/BF02210201

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02210201

Navigation