Skip to main content
Log in

Gemeentelijke bank van leening

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Het verslag der bank te Arnhem 1912 klaagde er over, dat het in bewaring geven van rijwielen, kinderwagens, meubelen enz. daar tot een misbruik werd: voor een gering bedrag aan rente en administratieloon borgen zeer velen — volstrekt niet behoeftigen — er die zaken in de bank op, wetende dat deze er goed verzorgd werden en tevens tegen brand- en diefstalschade verzekerd waren. Men overwoog er een verhooging van het tarief. Sindsdien is er een ruim bewaarloon ingevoerd. Als een voorbeeld van juist zeer goed gebruik van de bank van leening haalde de heer de Visser, Voorzitter van de Commissie van Rapporteurs, bij de behandeling der Pandhuiswet in de Tweede Kamer (Handelingen 1909–1910 blz. 2007) gevallen aan van kleine zelfstandige timmerlieden te Amsterdam, die in den winter kasten maken, en deze telkens wanneer er een af is, bij de bank in bewaring geven; van het voorgeschoten geld wordt hout gekocht om weer cen nieuwe kast te maken en in de maand Mei, wanneer vele menschen trouwen, worden ze gelost en verkocht.

  2. Zie hierboven blz. 98.

  3. In zijn bockje «Instellingen tot wering van den woeker» (blz. 24) wijst de Directeur der stadsbank van leening te Amsterdam, na de door de verschillende gemeentelijke banken geleden verliezen te hebben besproken, er op, dat door een oordeelkundig beheer veel gedaan kan worden om de resultaten der gemeentelijke banken te verbeteren.

  4. Het verslag van Nijmegen over 1912 zegt, dat het publiek zoodanige aldaar aangebrachte loketten zeer op prijs stelt.

  5. In het jaarverslag over 1912 van Arnhem wordt gewag gemaakt van de betere resultaten der verkoopingen, verkergen door meer publiciteit en door het niet al te zeer opdrijven der prijzen. Dat van Zwolle vermeldt, dat verkoopingen in het venduhuis goed voldoen. Het verslag van Maastricht over 1908 zegt, dat door het geven van meer publiciteit in dag- en weekbladen aan de verkoopingen het aantal kooplustigen is toegenomen, maar dat nochtans sommige koopers wegblijven met het oog op de ligging der localiteit, die annex is aan de bank. Merkwaardig is de wenk van den Directeur der bank te Nijmegen aan instellingen van weldadigheid om op de verkoopingen der bank op goedkoope wijze kleeren en andere artikelen, die zij willen uitdeelen, machtig te worden.

  6. Men versta dit wel. Het streven moet er op gericht zijn, dat de gemeentelijke bank — in tegenstelling tot het pandjeshuis — populair wordt; niet is het de bedoeling het leenen populair te maken en, terwille van bloeiend bedrijf, het gaan naar de bank in de hand te werken.

  7. In gelijken geest schrijft Dr. Eugen Würzburger in het Handwörterbuch der Staatswissenschaften (deel VI blz. 488), die op grond van een jaren lang doorgevoerde statistiek met betrekking tot het Dresdensche «Vogelwiesenfest» het verwijt, als zouden de banken van leening het onnoodig schulden maken voor vermaak en lichtzinnigheid, vooral ter gelegenheid van volksfeesten, in de band werken, ongerechtvaardigd acht. Hij wijst er op, dat de groote beleeningscijfers bereikt worden in tijden van bijzondere bedrijvigheid b.v. in den verhuizingstijd. Tot deze tijden zullen ook gerekend kunnen worden die van de nieuwe zomervruchten, als wanneer vele vruchtenverkoopers zich door beleening van geld voorzien om hun handel te drijven. Dr. Würzburger beroept zich ook op de toeneming van de beleening in tijden van verhoogden levensstandaard, zooals bij tentoonstellingen. Vlak voor algemeene feestdagen plegen zich echter wel de lossingen op te hoopen. Dikwijls heeft op den dag vóór Pinksteren de grootste lossing van het geheele jaar plaats en op den dag na Pinksteren de grootste beleening. De verklaring is hierin te vinden, dat ieder op feestdagen graag zijn goede kleeren en sieraden wil dragen en Pinksteren gewoonlijk valt in een tijd van het jaar, waarin allen goed geld verdienen en dus tot lossen in staat zijn. Met een en ander in strijd zijn de courantenberichten, waarvan het orgaan «Weg met den Woeker» No 50 (Juli 1913) melding maakt en volgens welke de Parijsche bank in verband met den nationalen feestdag op den 10den Juli 1913 en het vervallen van den huishuur op denzelfden datum 10.000.000 frans noodig had om in de behoefte van het feestlustige en huurplichtige publiek te voorzien.

  8. Op blz. 49 van het Nutsrapport werd het aantal gezinnen, dat gewoonte maakt van het wekelijks beleenen, op slechts 6 pCt. van alle pandgevers geschat.

  9. Verordening van 31 Mei 1900, afgekondigd 22 Juni 1900 en vervallen krachtens art. 54 der Pandhuiswet.

  10. Handelingen Tweede Kamer 1909–1910 blz. 2009.

  11. De vraag of deze man niet feitelijk zelf het beleenbedrijf uitoefende, werd in het genoemde blad bevestigend beantwoord. In de Gemeente-stem no. 3250–3251, 10–17 Januari 1914 is door mij het tegendeel verdedigd op grond van het feit, dat de bode toch zeker geen pandbriefjes of daarmee gelijkstaande bewijsjes placht af te geven.

  12. Het laatste jaarverslag is te vinden in «Weg met den Woeker» No 67 (Januari 1915).

  13. Art. 179t: «Tot het dagelijksch bestuur der Gemeente, aan Burgemeester en Wethouders opgedragen behoort: ...t. het toezien op het beheer der banken van leening en der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid, waarover door de wet op het armbestuur, den stichtingsbrief of andere verordening, aan het gemeentebestuur het toezicht is opgedragen».

  14. Art. 54, al. 2: «Hij (de Raad) kan insgelijks, doch alleen op voordracht van Burgemeester en Wethouders, aan vaste Commissiën zijner leden opdragen, Burgemeester en Wethouders in het beheer van bepaalde takken van de huishouding der Gemeente bij te staan.»

  15. Het Nederlandsch Gemeenterecht, uitgave 1913 deel II blz. 185.

Download references

Authors

Additional information

Utrecht, October 1914

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Pekelharing, G.G. Gemeentelijke bank van leening. De Economist 64, 183–202 (1915). https://doi.org/10.1007/BF02209912

Download citation

  • Published:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02209912

Navigation