Literature
Mill,t.a.p., Book VI, Ch. V, § 5.
Vergelijk in dit verband Schumpeter,t.a.p. Ch. X Sec. D. (dl. II, pag 535 e.v.).“
Nl. de oprichting van het „Ősterreichische Schienenkartell“ in 1878, E. Sehmalenbach,Selbstkostenrechnung u. Preispolitik, 6e dr., 1934, pag. 91. Karl Wittgenstein, „Kartelle in Ősterreich“,Schriften des Vereins fur Sozialpolitik, Bd. LX, 1894, dl. 2, pag. 33 e.v.
Wealth of Nations, Book IV, Ch. V (of Bounties; 3rd ed. 1805, pag. 330).
Voor bronnen en wijze van berekening t.a.v. deze en de volgende flexibiliteiten vgl.„Verstarring“ Hoofdstuk III en IV.
T.a.p. pag. 63.
„The inflexibility of the Price System“,Transactions of the Manchester Statistical Society, 11 Jan. 1939.
T.a.p. Book I, Ch. VIII (3rd ed. 1805, deel I, pag. 89).
Wat betreft deze ondernemerscombinaties (vgl. ook het vorige citaat van Smith) acht Hamilton het niet onaannemelijk, dat zij toenamen in aantal en sterkte, tegelijk met de uitbreiding van den omvang der transacties, de stijgende belangrijkheid van het kapitaal en de concentratie der industrie. (Am.Econ. Review, t.a.p.).
„Verstarring“, pag. 41 e.v.
„Beitr"age zur Erkl"arung der Strukturellen Arbeitslosigkeit“,Vierleljahrshefte zur Konjunkturforschung, II Halbjahr 1927, pag. 46 e.v.
Ue term „normale bedrijfsdrukte“ wordt hier dus in anderen zin gebruikt dan door Prof. Goudriaan geschiedt. Deze laat de „normale“ bedrijfsdrukte nl. niet correspondeeren met de economisch-maximale capaciteit, docli berekent haar uit (1) de gemiddelde bedrijfsdrukte der laatste conjunctuurgolf, dus als gemiddelde over de laatste 6 of 8 jaar en (2) een extrapolatie der voortgaande verschuiving in de verhouding van het bedruf tot de markt.(Bedrijfscconomische studi"en 1932, pag. 511 e.v.).
Vgl. Dictaat Prof Limperg, nifg. Ribbius, „Organisatieleer“ d eel IV, § 69 en 73.
Voor bezwaren tegen deze „macro-economische methode“ vgl. Prof. van Berkum's opimerkingen en de daarop volgende discussie in de Febr./Mrt. en Juni/Juli afleveringen van 1944 vanEconomie (resp. pag. 114 e.v., pag. 224 e.v. en pag. 232 e.v.).
Dit geldt alleen indien de kostencurve kan worden voorgesteld door een rechte lijn. voor grootere bedrijven c.q. geheele bedrijfstakken is dit het geval. Voor een nadere interpretatie van de beteekenis der formule (1 − η), zie „Ontwikkeling en druk”, § 4.
In dit tijdschrift, 1943, No. 9/10, pag. 477 e.v.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Verdoorn, P.J. De problematiek van het verstarringsverschijnsel. De Economist 93, 363–372 (1944). https://doi.org/10.1007/BF02209701
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02209701