Skip to main content
Log in

Oppenheimer en zijne bestrijders

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literature

  1. Zie diens artikel in de Economist van Juli–Augustus 1918, getifeld: “Oppenheimers rentetheorie”.

  2. Zie diens artikel “Das Bodenmonopol” in het Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik, Band 44, blz. 495 v. Van belang ook zijn opstel in hetzelfde tijdschrift, Band 42, blz. 81: “Das Grudprinzip der Verteilungslehre” en zijne aankondiging van O.'s “Theorie der reinen und politischen Oekonomie” in het Zeitschrift für Volkswirtschaft, Sozialpolitik und Verwaltung 1913, blz. 797 v.

  3. Zie diens boek getiteld: “Das Malthu'sche Bevölkerungsgesetz und die theorietische Nationalökonomie der letzten Jahrzehnte” en zijn tegen Oppenheimer gericht opstel “Zum Malthus Problem” in het Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik, Band 37, blz. 930 v.

  4. Die haar artikel in het Vaderland van Zaterdag 13 Maart (Avondblad) en Zondag 14 Maart. 1920 (Ochtendblad).

  5. Als eenige voorbeelden van genre noemen wij o.a. Cl. Heisz “Ein neuliberaler deutscher Oekonomist” in Zeitschrift für Staatswissenschaften 1901, blz. 705 v., Karl Diehl in Conrad's Jahrbücher III F, Band 27, blz. 710 v., Band 41, blz. 758, Band 42, blz. 97 v., Band 52, blz. 672 v., E. Pleissner in het Zeitschrift für die gesamte Staatswissenschaft 1912, blz. 369 v., de onder noot 2 genoemde aankondiging van Schumpeter en Hans Köpper, Grünberg's Archiv III, blz. 536 v. en IV, blz. 344 v.

  6. Als typische voorbeelden wijzen wij op C. Schmidt, Sozialistische Monatshefte 1912, blz. 1521 v., 1913 II Bd., blz. 1244, 1919, blz. 1010 v. en W. H. Edeards “Oppentheimers Wert und Kapitalprofit”, Göttinger Gelehrte Anzeiger 1917 blz. 253–285.

  7. Economische Bloemlezing, Gronningen, P. Noordhoff, 1913. De Heer Polak is echter wel deglijk met het liberale socialisme bekend.

  8. “De ontwikkeling der theoretischer econoie”.

  9. In zijn nieuwste werk “De grondslagen der Volkshuishouding” noemt Prof. Dr. C. A. Verrijn Stuart noch Dührung, noch Hertzka en Oppenheimer enkel in een noot op blz. 69 en 70 (noot 2).

  10. Bij deze uiteenzetting baak ik gebruik van mijn artikel “Een nieuw werk van Oppenheime” in die Economist van 1917.

  11. Onder die volle waarde versta ik het inkomen dat den arbeider zou ten deel vallen in en normale maatschappij met gelijkmatige bezitsverdeeling.

  12. Men vergelijke D's “Kritische Grundlegung” en “Cursus der National-und Sozialökonomie”. Over “Eugen Dühring's Wertlehre” schreef Dr.G. Albrecht een uitnemend bockje. Terecht wijst hij op de onverdiende vergetehleid, waarin D's belangrijke economische ontdekkingen zijn vervallen en op de leemte in de “Dogmengeschichte” als men zijn gesloten diep doordacht systeem, dat de brug tusschen oud en nieuw slaat, veronachtzaamt.

  13. Als vertegenwoordigers dier economie noemen wij o.a. Von Böhm-Bawerk, Beveridge, Clark, Marshall, Pigou, Pierson, Taussig, Treub, van Gijn, Verrijn Stuart etc.

  14. Die rechtvaardiging is vooral beproefd door Clark in zijn “Distribution of Wealth” en o.i. jammerlijk mislukt.

  15. In dit verband zij verwezen naar Pierson, Leerboek II, blz. 5 en 6, van Gijn, Haagsche Posten van 15, 22 Februari, 1, 8, 15 en 22 Maart 1919; Treub, Vragen des Tijds, Februari 1919, blz. 340 v.

  16. Verg. de o.i. onhoudbare beweringen van Mej. Mr. E. C. van Dorp in de “Economist” van 15 Mei 1919, blz. 358 en onze kritiek daarop in de tweede aflevering 1920, blz. 83 v. van International Christendom.

  17. In dit verband zij verwezen naar de lezenswaardige artikelen van Carl Landauer in het Archiv fuer Sozialwissenschaft und Sozialpolittik van Juni 1919 en van F. Kleinwächter in den “Jahrbücher fuer Nationalökonomie und Statistik” van Februari 1920.

  18. Niettemin vraagt Prof. Bordewijk in zijn kritiek va het Socialisatierapport (E. S. B., 12 Mei 1920, blz. 405, le kolom) zich af, welke wetenschappelijke waarde nu nog aan het leerstuk van meerwaarde en kapitalistische uituiting moet worden toegekend. Is hij het spreekwoord vergeten: “Wie zich aangordt, beroeme zich niet als één, die losmaakt?” Merkwaardiger nog is de uitspraak van dezen hoogleeraar op biz. 394 van de Economist van 15 Juni 1920: “De principieele vraag, die uitgevochten moet worden is deze: ofalle kapitaalrente,alle pachtwaarde, kortomalle z.g. arbeidsvrij inkomen door uitbuiting wordt verkregen. Deze probleemstelling achten wij — gelijk uit dit opstel moge blijken —geheel onjuist.

  19. Positive Theorie, blz. 586.

  20. De voorstanders van den rentetrekkenden Robinson mogen wel eens nauwkeurig precisseren,wat ze als Robinson's rente beschouwen.

  21. O. c., blz. 622.

  22. Zie ten bewijze o.a. de onder noot 15 vermelde plaatsen en opstellen.

  23. In de Economist van 1917. (April- en Mei-aflevering).

  24. O. gebruikt in zijn “Wert und Kapitalprofit” andere letter; evenzoo, in navolging van O., dhr. Greidanus in zijn artikel.

  25. Zie blz. 51 van zijn “Wert und Kapitalprofit”.

  26. Het komt mij voor, dat dhr. G. vooral aanstoot neemt aan de scheiding van de problemen van oorzaak en hoogte der waarde. Die aanstoot is begrijpelijk. Toch neig ik voorshands tot de meening, dat ook hierin O. gelijk heeft. Ik verwijs den Heer G. in het bijzonder naar blz. 490 van Heft 4, Band II, van het “Zeitschrift fuer Politik” 1919, waarin O. het systeem va Liefmann kritiseert en tegenover hem het goed recht, ja de onmisbaarheid van die scheiding bepleit.

  27. Product is bij O. alles, wat ter markt wordt gebracht. Verg. o.a. Wert und Kapitalprofit, blz. 17.

  28. De hoofdzaak is de krachtsverhouding der onderlinge konkurrentie. Of daarnaast uitdrukkelijke of stilzwijgende samenspanning plaats heeft is questio facti en doet de overmacht slechts toenemen niet ontstaan.

  29. Na zijn bezock te mijnen huize schreef O. mij, dat hij reeds eenige jaren geleden een repliek op Schumpeter's artikelen aan de redactie van het “Archiv fuer Sozialwissenschaft und Sozialpolitik” heeft toegezonden. Van die redactie maakt Schumpeter zelf deel uit. O beklaagde zich in zijn brief over het zeer lange aanhouden van de publikatie van zijn repliek.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Spanjer, M. Oppenheimer en zijne bestrijders. De Economist 69, 611–639 (1920). https://doi.org/10.1007/BF02206323

Download citation

  • Published:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02206323

Navigation