Literature
Zoo Mr. Fryda in zijn critiek in de Gids van mijn openbare les te Utrecht, waarbij hij meent zich tegen mij op Böhm Bawerk te kunnen beroepen. Niet oneigenaardig kan juist het na te noemen geschrift van Böhm Bawerk Mr. Fryda van zijn vergissing genezen.
Waar Professor Verrijn Stuart in zijn onlangs uitgekomenGrondslagen der Volkshuishouding mij in den mond geeft, dat de gangbare prijstheorie den prijs uit den prijs zou verklaren, berust dit op misverstand. Ik heb dit nimmer beweerd, en het is ook mijne meening niet. Het prijsvraagstuk bestaat feitelijk uit twee deelen: wanneer een prijs bepaald wordt, worden twee ruilwaarden bepaald: die van het geld en die van het goed. De gangbare prijstheorie houdt zich alleen bezig met het tweede vraagstuk en bemoeit zich niet met het eerste. Zij tracht te verklaren, waarom b.v. het eene voorwerp f 10, het andere f 20 enz kost. Zij bemoeit zich niet met de vraag waarom beide voorwerpen niet inplaats van f 10 en f 20 bv. f 100 en f 200 kosten. Met dit vraagstuk houdt zich de geldtheorie bezig, en bij de oplossing van dit vraagstuk is het, dat men de genoemde cirkelredeneering aantreft. Op de gangbare prijstheorie echter heb ik niets hoegenaamd aan te merken.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
van Dorp, E.C. S. Budge. Vom theoretischen Nominalismus, Jahrbücher für National Oekonomie und Statistik” December 1919. De Economist 69, 573–585 (1920). https://doi.org/10.1007/BF02206321
Published:
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02206321