De onnoozele gelooft elk woord, maar de bedachtzame let op zijne schreden. Spreuken.
Literature
N.b. volstrekt in den superlatief.
Vgl. L. Pohle, “Kapitalismus und Sozialismus”, vooral blz. 5 v.
In geheel anderen zin b.v. Franz Oppenheimer, Theorie der reinen und politischen Oekonomie, 4. Aufl., blz. 577 v., die in zijn requisitoir tegen “die Disharmonie der kapitalistischen Wirtschaft” te zeer de primair-motorische kracht der behoefte voorbijziet. De “maatschappij” aanvaardt geen geld, dat haar niet aanstaat, zij aanvaardt evenmin andere goederen tenzij met haar wil. Dáár, bij de behoefte, moet alle hervorming beginnen. Het is een quaestie van innerlijkheid.
Positive Theorie des Kapitales, 3. Auflage, blz. 579 v.
T.a.p. Positive Theorie des Kapitales, 3. Auflage, blz. 582.
Vgl. “De stikstof-nood en de middelen tot zijne bestrijding” door prof. dr. F. M. Jaeger. Deze schrijver, hoewel erkennende dat het vraagstuk technisch geheel is opgelost, waarschuwt tegen ongemotiveerd optimisme voor wat de kostenzijde der quaestie betreft.
Men raadplege o.a. de bekende in ons land in 1917 door den Berlijnschen hoogleerar Dr. Julius Wolf gehouden rede over “Nahrungsspielraum und Menschenzahl”, waarin hij op beknopte, systematische wijze de wetten bespreekt, die den vooruitgang aan steeds knellender banden leggen. Bij hem vergeleken wordt zelfs Mathus een optimist!
“Eine kritische Betrachtung über Revolutionsideale” von Dr. August Müller, Staatssekretär a. D., Berlin, Ullstein & Co., 1919, blz. 78 v.
Prof. J. D. J. Aengenent, in zijn rede “Het Bedrijfsradenstelsel verwezenlijkt”, blz. 22, zegt in dit verband: “Dergelijke cijfers zijn eenvoudig overbluffend. En zou het nu niet gewenscht zijn, dat zij veel meer gepubliceerd werden...?”
Veel juister dan ook August Müller, t.a.p., blz. 80: “Da die Exporte von Kapital ins Ausland genau so zu bewerten sind wie die für Abschreibungen und Neuanlagen verwandten, so darf also eine Gesellschaft, die durch Sozialisierungsmassnahmen den Verteilungsprozess ändert, mit annähernd 2 Milliarden rechnen, die Kapitalisten und Rentenbeziehern entzogen und den breiten Volksmassen zugeführt werden könnten.” Men vgl. de belangrijke beschouwingen van prof. mr. dr. Ant. van Gijn: Wat zal de naaste Tijd brengen? blz. 24/25, over gelijk opdeelen of meer gelijkmaken der inkomens.
De burgerlijke econoom is hier in zijn voorbeeld met een verhooging van 50% nog heel wat royaler dan de heer Kuyper, die slechts ±20% uit Duitsche cijfers durft in uitzicht stellen en daarbij, naar wij zagen, nog te ver gaat.
Uitgaaf van Eugène Daire, Deuxième Partie, blz. 544.
v. Böhm behandelt dit punt in zijn “Geschichte u. Kritik”, blz. 536 v. Het in den tekst weergegeven voorbeeld vindt men echter op blz. 491 v. bij gelegenheid van Böhm's critiek op Rodbertus' uitbuitingstheorie.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Bordewijk, H.W.C. Eenige opmerkingen over Socialisme en Socialisatie. De Economist 69, 391–414 (1920). https://doi.org/10.1007/BF02206312
Published:
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02206312