Literature
Hier nieuw geformuleerd: Maar reeds in mijn praeadvies zijn alle elementen dezer formuleering te vinden.
Bijvoorbeeld: 3000 bestaande huizen moeten elk f 150.—huur doen om alle kosten te dekken, samen f 450.000; noodig is nieuwe aanbouw van 1000 huizen, gelijk aan de reeds bestaande, die echter elk f 450.—per jaar moeten opbrengen, dus samen ook f 450.000.—; de ééne pot bewerkt nu, dat voortaan de 4000 huizen samen jaarlijks moeten opleveren een huurbedrag van f 900.000.—, wat per woning een huur van f 225.— beteekent, voor de oude woningen een opslag van 50% (maar in het regeeringsstelsel zouden zij geleidelijk stijgen tot f 450.—, d.i. met 200 %), voor de nieuwe woningen een halveering in huur, vergeleken met den vrije-verkeers-prijs van thans.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
van Blom, D. Huurbijslagen en huurverhoogingen. De Economist 69, 344–351 (1920). https://doi.org/10.1007/BF02206307
Published:
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02206307