Au voleur! au voleur! à l'assassin! au meurtrier! Justice! juste ciel! je suis perdu, je suis assassiné; on m'a coupé la gorge; on m'a dérobé mon argent... Je veux pendre tout le monde; et si je ne retrouve mon argent, je me pendrai moi-même après.Molière, L'Avare.
Literature
Das Wesen und der Hauptinhalt der theoretischen Nationalökonomie, 1908, 1er Teil, Grundlegung, blz. 26.
Vgl. Mr. H. Frijda. De theorie van het Geld en het Nederlandsche geldwezen, Haarlem, 1914, blz. 43–45.
Ik zeg het hem na.
Let wel: de beteekenis van deze „afhankelijke» behoeften, die door de prijsbesteding buiten dekking komen, geven aan den prijs zelt zijn subjectieve waarde. Om de geldschatting te vatten moet men steeds naar de subjectieve waarde terug, die dedingen voor ons hebben.
De Theorie van het geld enz., blz. 45.
Waarom is factor bij Mr. Frijda vrouwelijk?
Die Vorläufer des neueren Sozialismus, von Karl Kautsky, I, blz. 57 v. Hoofdstukken uit de geschiedenis der Staatshuishoudkunde door Mr. M. W. F. Treub, 3e druk, blz. 113–119.
Vgl. o. a. E. Cannan, A History of the theories of Production and Distribution, 1893, § 3: Restriction to objects with exchange value: „But to the theory that nothing which does not possess value can constitute part of the wealth of a community there is the fatal objection that it makes the existence of wealth dependent on the existence of separate property”. (blz. 8.)
Ibidem Vgl. o. a. E. Cannan, A History of the theories of Production and Distribution, 1893, § 3: Restriction to objects with exchange value: „But to the theory that nothing which does not possess value can constitute part of the wealth of a community there is the fatal objection that it makes the existence of wealth dependent on the existence of separate property”. blz. 131–133.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Bordewijk, H.W.C. Realisme en theoretische Economie, openbare les gehouden bij den aanvang zijner lessen als privaat-docent aan de Rijks-universiteit te Leiden, op Maandag 23 October 1916, door Mr. Dr. H. Frijda. De Economist 66, 199–216 (1917). https://doi.org/10.1007/BF02205160
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02205160