Das praktische Gesamturteil über das Problem ist deshalb so schwierig, weil die zunehmende Ungleichheit des Einkommens zunächst ein Instrument des individuellen und gesellschaftlichen Fortschrittes ist, von einem gewissen Punkte an aber freilich durch ihre Wirkung auf die Individuen und die Gemeinschaft versteinernd, depravierend, vergiften wirkt.
Literature
Blz. 73 en 72 van het verslag. De prae-adviezen liepen over de vraag: Welke behoort de algemeene grondslag te zijn der loonbepaling?
Blz. 111.
Blz. 144.
Blz. 145/146.
Blz. 150.
Blz. 177. Waarom vernemen wij niets over werkstakingen van landarbeiders? Deze zijn een zeer merkwaardig teeken des tijds en liggen op het terrein dat de in agrarische zaken geverseerde Schrijver gaarne betreedt. Zelfs zijn stijl geeft van die voorliefde blijk, bijv. waar hij op blz. 118 zegt: «Het ernstigst is het bezwaar dat aan het stukloon roofbouw op het arbeidersleven verwijt». Hier, bij de landarbeidersstakingen, was wel iets nieuws te zeggen en ligt nog wel eenig terrein — om in gelijken stijl te blijven —braak vóor theoretisch-economische bewerking!
Blz. 195.
Blz. 194/195.
Het stellen van deze concreet-praktische vraag is natuurlijk heel iets anders dan het aanvaarden van de rentabilitiet als algemeen-theoretische maximum-loongrens!
Schrijver is met zichzelf in strijd, waar hij op blz. 190 zegt: «dat Australië, en met name Nieuw-Zeeland, in een bijzonder gunstige positie verkeert, welke het welslagen moet verzekeren,» en op blz. 192 mededeelt, dat het Hof van Arbitrage in Nieuw-Zuid-Wales afgeschaft is, dat ditzelfde met het Nieuw-Zeelandsche Hof zal geschieden en dat de Minister van arbeid aldaar er overdenkt de wet te doen afschaffen. (Spatieering van mij).
Blz. 191.
Ik spatieer.
Blz. 215.
Blz. 218.
Zij was reeds in de «Geschiedenis» deel I behandeld.
Blz. 221.
Blz. 226.
Blz. 228/229.
Blz. 231.
Rapporten en voorstellen betreffende den oeconomischen toestand der Landbouwers in Nederland, 1912, blz. 23/24.
Principles of Political Economy, People's edition, 1869, II ch. XVI § 5, blz. 260.
T. a. p. IV, ch. III. § 4, blz. 435/436. Principles of Political Economy, People's edition, 1869, II ch. III. § 4, blz. 435/436.
Natuurlijk volgt hieruit, bij geleidelijke toeneming der opbrengsten, een strekking tot daling der prijzen en der pachtwaarde — ceteris paribus.
Blz. 243/244.
Blz. 251. Ik spatieer.
Vgl. Rapporten en voorstellen betreffende den oeconomischen toestand der landbouwers, 1912, blz. 9/10.
Blz. 257.
Blz. 258.
Blz. 263.
Gedrukte stukken der Tweede Kamer 1911/1912 no 202.
Idem 1913/1914 no 50. De Memorie van Antwoord is gedateerd 14 Augustus 1914, het boek van Mr. D. April 1915.
Blz. 305–309.
Blz. 309.
Blz. 311.
Blz. 313.
Van dit „scherper toespitsen” door de „allerhande psychologische nevenwerkingen”, komt overigens niets terecht, doordat grond III (de technische) niet staat in een cumulatieve, doch in een alternatieve verhouding tot grond I+grond II!
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Bordewijk, H.W.C. Slot Voorlezingen over de Economie, door Mr.P. A. Diepenhorst. III. Theorie. Tweede gedeelte. De Economist 65, 270–301 (1916). https://doi.org/10.1007/BF02204964
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02204964