Skip to main content
Log in

De wet van Aristophanes, alias Gresham, en hare werking

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Men raadplege betreffende Copernicus' arbeid op geldtheoretisch gebied, behalve het reeds aangehaalde werk van Wolowski, ook nogWhite, Money and Banking, pag. 466–467, zoomede in 't algemeenProwe, Copernicus, Deel II (1884), pag. 33–44 en pag. 21–29, wat aangaat des Domheeren verhandeling, welke met de beginwoorden gedoopt is:“De Monetae cudendae ratio” enz.

  2. Zij heeft Hales' geschrift in 1893 ook uitgegeven onder den titel: “A discourse of the Common Wealth of this Realm of England”. (Cambridge.)

  3. Deze vergelijking moge in zoover mank schijnen, dat de organen van het gemeenschapsorganisme, die er dag in dag uit op uit zijn om het geldwezen van hun land te “filtreeren”, er steeds voor zorgen het slechte geld in de wandeling te houden, terwijl onze nieren ons bloed juist zuiveren van minder goede bestanddeelen, in elk geval werkt hun filtratieproces toch in zoover weer zeer heilzaam voor de gemeenschap, dat zij deze behoeden tegen verdere “inflatie”. Ik heb alzoo met mijn beeld willen zeggen, dat bedoelde lieden een onmisbaar “orgaan” voor de gemeen-schap zijn, zooals onze nieren dat zijn voor ons lijflijk organisme!

  4. Ik heb hier het oog op de kritiek van Indische kranten op het gedoe van Chineesche en andere oppotters van zilvergeld in den Archipel, die, toen ook aan het goud in dat eilandenrijk alle vrijheid van beweging was ontnomen en dit dientengevolge zich steeds meer ging ophoopen in de kelders van de Javasche Bank, het zilveren geld, zelfs het pasgeld, steeds meer uit de koloniale circulatie deden verdwijnen. En toen de Heer Idenburg de kolonie ook nog eens ging zegenen met millioenen aan papierengeld, toen vlood het zilveren, dat alle vrijheid van beweging had behouden, nog harder weg uit den omloop. Het gedrang van tientallen millioenen goud en papier aan den eenen kant en groote hoeveelheden koper aan de andere zijde werd voor het koloniale zilveren geld steeds meer onaangenaam. En toen koos het eindelijk het hazenpad!

  5. Deze munt had zijn naam hieraan te danken, wijl zij grootendeels aanvankelijk vervaardigd werd van goud, dat van de Kust van Guinea afkomstig was. Het achterland van die Kust was toentertijd een der belangrijkste goudproducenten geworden.

  6. Prof.John. A. Todd, The mechanism of Exchanges, pag. 48 en 49.

  7. Noodig moest dewould be historicusKarl Marx in onze dagen aan de wereld komen vertellen, in zijn halfbakken studiën, dat de loop der geschicdenis der menschheid voornamelijk altijd beheerscht is geworden doormaterialistische motieven. 's Mans “historisch materialisme” is dan ook één groote “vergissing” geweest, want de menschen werden te allen tijde veel meer beheerscht door malligheden, die uit huncortex cerebri dan door die uit hun maag voor den dag kwamen. Waandenkbeelden enwould be moraliteit zijn altijd de hinderlijkste belemmeringen geweest van de oeconomische ontwikkeling der wereld! Beleven wij dat zelfs in onze “verlichte” tijden weer niet in meer dan voldoende mate? Zijn “socialisme” “socialisatie”, “communisme” niet reine waandenkbeelden, in stede van producten van “verlichte”, “klare” hersens? Is het niet een “bespottelijke vergissing” om zich in het hoofd te halen, dat de staatsambtenaar de beste producent zou zijn, die er bestaat? O die verafgoding van den Staat en zijn ambtenaren!

  8. Ziehier reeds de leer omtrent het verband tusschen de bewegingen der wisselkoersen en de “goudpunten”, in embryonalen staat aanwezig!

  9. Men kan Gresham's merkwaardigen brief, nog geheel gesteld en gespeld in het Engelsch van de 16e eeuw, vinden inJ. W. Burgon, The life and times of Sir Thomas Gresham, Londen, 1839, I pag. 233 jo. 483, zoomede bijde Laveleye in een door dezen geleerde geschreven opstel in de “Jahrbücher für National Oekonomie und Statistik”. Deel XXXVIII (1882) pag. 117–119.

  10. In Engeland werd het eerste gouden geld door Edward III in 1344 aangemunt. Dat waren de “Nobles”. Hendrik VIII liet de eerste Britsche gouden “Crowns” vervaardigen. De “Nobles” schafte men zich aan voornamelijk met het oog op den handel met Vlaanderen. Betreffende het geldwezen der Middeleeuwen ten onzent raadplege men Pierson's bekende Studiën: “Bijdrage tot de verklaring van Middeleeuwsche rekenmunten” en “het Muntwezen der Middeleeuwen”, beide te vinden in des schrijvers: “Verspreide Economische Geschriften”, Deel IV, pag. 367 en 475, zooals die door Prof. Verrijn Stuart zijn verzameld.

  11. De studiën van de Romeinsche geschiedkundige klassieken had hem op deze gedachten gebracht. Want na de oorlogen op het Balkanschiereiland en na de verovering van Egypte waren groote goudschatten naar Rome gevloeid en constateerde men daar al heel gauw een stijging aller prijzen, vooral van grondbezit. OverBodinus' leven en arbeid leze men het boek van een, die beweerd wordt een nazaat van den grooten jurist en geldtheoreticus te zijn:De Bodin de St. Laurent, Les idées monétaires de Jean Bodin, (Bordeaux 1907), zoomedeBaudrillart, Jean Bodin et son temps (1853);Molinier, Apercus historiques et critiques sur la vie et les traveaux de Jean Bodin (1867).

  12. Ook Prof.J. Shield Nicholson zegt nog in zijn reeds gemeld boekje (pag. 132): “For some years before the war, mainly as the result of” monetary causes, e.g. the increase in gold supplies and greater economic “in the use of gold, general prices were rising all the world over”. Er bestaat in het buitenland reeds een gansche literatuur over dit onderwerp, welke ik hier wel zou kunnen vermelden, maar dat zou mijn opstel te volimineus maken. Men herleze mijn opstel over de “Waarde van het goud”, voorkomend in de November-aflevering van dit tijdschrift van 1918.

  13. Het was een zonderlinge “slip of the pen” van den Amerikaanschen HoogleeraarJohn Thom Holdsworth, toen die in zijn overigens mooi boekje:Money and Banking, pag. 18, schreef omtrentGresham: “He first clearly formulated the principle! Zelfs in de 2e editie van dat werkje, in 1918 uitgekomen, komt die vergissing nog voor!

  14. Reeds in een pennestrijd, welken de HeerBoissevain in den zomer van 1917 met “Civis” in de “Nieuwe Courant” voerde, bezigt hij het onderwerpelijk argument om onze circulatie van “inflatie” vrij te pleiten, welke ontstaan was door emissie van een veel te groote gedekte circulatie en later heeft Mr. Vissering het argument van den Heer Boissevain met beide handen aangegrepen om in zijn brochures onze gemeenschap te belezen, dat er ten onzent niet de minste inflatie bestond! Maarmocht die er zijn, dan waren in elk geval uitsluitend de bankbiljetten,welke de Staat en Stad Amsterdam in de wandeling hadden gebracht, tengevolge van hun leentjebuur-spelen bij de Bank, daarvan de oorzaak geworden, maar nooit de honderde miljoenen aan biljetten, welke de Bank in omloop had gebracht, om het door haar zoo begeerde goud te koopen! Alsof bankbiljetten en bankbiljetten verschillende dingen zijn, wat hun omzetvermogen betreft.

  15. Wij vinden dezelde dwaling reeds op pag. 316–318 van deEssays vanDavid Hume, welke in 1752 uitkwamen. Ook die schrijver, die aan de ontwikkeling der z.g.n. “quantiteitstheorie” “gewerkt” heeft, beweert, dat in safes opgeborgen geld, dus tijdelijk aan de circulatie onttrokken geld, de depreciatie van het ruilmiddel vermag tegen te gaan, evenals ook in magazijnen opgeborgen goederen de prijzen van deze hoog kunnen houden. Maar Hume vergat hierbij, dat goederen niet de functie van algemeen ruilmiddel bezitten en louter slechts handelsgoederen blijven, terwijl opgeborgen geld slechts geparalyseerd wordtin zijn juridische functie van betalingsmiddel en niet in zijneconomisch wezen van ruilmiddel wordt aangetast. Pas wanneer een bankbiljet weder bij de Bank is teruggekomen, houdt het op ruilmiddel te zijn, en niet zoo lang zij in safes opgeborgen wordt. Ook Hume had dus geen kijk op dezuiver juridische secundaire rol, welke geld speelt n.l. vankwijtings-, vanbetaalmiddel, maar die rol kan het natuurlijk alleen vervullen zoolang zijn economisch wezen van ruil-transportmiddel onverlet blijft. Kan een mensch niet meer wandelen en rondloopen, zoolang hij opgesloten zit in de gevangenis, het zielenaantal der bevolking vermindert er in den lande niet door en ook een gevangene moet blijven eten, moet gekleed blijven en een dak boven zijn hoofd hebben. Pas doode mensche hebben aan een en ander geen behoefte meer. Een opgesloten stuk geld is geen dood geld, is slechtsgevangen betalingsmiddel.

  16. Montanari leefde van 1633–1678 en is te Padua als Professor in de Sterrekunde en de Meteorologie werkzaam geweest.

  17. Neri leefde van 1717–1777 en nam deel o.a. aan een te Weenen gehouden muntconferentie, — vrijwel de eerste, welke in deze wereld gehouden werd —, en die ten doel had om verschillende financieele kwesties op te lossen, welke in den loop der tijden tusschen de gouvernementen der huizen Habsburg en Savoije in Noord-Italië gerezen waren. Bovendien is Neri President van een commissie te Milaan geweest, die de opdracht had de grondbelasting in Sardinie te herzien.

  18. Scaruffi leefde van 1519–1584 en was koopman, bankier en ten slotte Directeur van de Muntinrichting in zijn geboortestad Reggio.

  19. Men raadplege betreffende den Assignatentijd, behalve het reeds geciteerde werk vanStourm, vooral ook nog:Ch. Goumel, Histoire financiere de l'Assembleé Constituante I, pag. 46 e.v., zoomede:A. Courtois, Histoire de la Banque de France, pag. 78 e.v. en ten slotteVührer, Histoire de la dette publique en France, pag. 337 seq.

  20. Men gelieve de volgende noot alsenfant posthume te aanvaarden, geboren als zij is bij het nakijken van de drukproef: En of nu die oppotterij in het binnen-, dan wel in het buitenland plaats heeft, komt precies op hetzelfde neer. Dita governo van den Heer P. J. C. Tetrode, die een dezer dagen de lezers van “In- en Uitvoer” heeft trachten te suggereeren, dat de opzameling onzer bankbiljetten, doorbuitenlandsche kapitalisten en O.W.'ers bewerkstelligd, de “inflatie” ten onzent zou hebben verhoed! Het zou dan erg makkelijk zijn voor Lenin en andere papiergeld-fabrikanten op eigen gezag, en niet op dat der nijvere gemeenschap, om de depreciatie van hun “vodjes papier” uit de wereld te helpen! Zij hadden deze dan enkel te doen “opzouten” in het buitenland. Toen onze “Pretty Maid of the Y” indertijd met lieven, schalkschen, zelfs daverende lach, — en velen in den lande lachten uit den weeromstuit met haar mee, de meesten natuurlijk zonder zelfs te weten, waarom zij dat eigenlijk deden —, al hetgoedkoope goud naar zich toe streek, dat exporteurs en smokkelaars onzerdure producten en voorraden van de Centrale Rijken voor deze wisten te bemachtigen, toen ging het ons allen weldra, zooals dat alleraardigste Italiaansche spreekwoord zegt: “Bella femina, che ride, vuol dir borse che piange”: een lachende mooie vrouw beteekent (voor haar aanbidders dan) een huilende portemonnaie! Als het nu te avond of te morgen onzer bedoeldePretty Maid ook maar niet zal gaan, zooals dat andere Italiaansche spreekwoord zegt: “A cader va chi troppo alto sale!”

Download references

Authors

Additional information

Zutphen, 7 Oct. 1920

Zutphen, 10 Febr. 1921.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Willinck, G.D. De wet van Aristophanes, alias Gresham, en hare werking. De Economist 70, 71–97 (1921). https://doi.org/10.1007/BF02203724

Download citation

  • Published:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02203724

Navigation