Skip to main content
Log in

De wet van Aristophanes, alias Gresham, en hare werking

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Dit wil echter ook weer niet zeggen, dat de menschen volkomen willekeurig met het geld zouden kunnen omspringen. Een geldwezen wordt wel degelijk in zoover weer door vaste „natuurwetten” beheerscht, als 's menschen geest, zijn waardeering van het nut der hem ten dienste staande goederen, onder den invloed van vaste natuurdrangen staan, onder welke het zoogenaamd egoïsme de sterkste is. Dat egoïsme is niet alleen een der geniaalste, maar ook der der heilzaamste uitvindingen der natuur! Het werkt in onze menschenwereld als in de wereld der „stof” chemische affiniteit en de zwaartekracht doen.

  2. Horatius, Epistolae, 1, 2, 14. Onze Hooft heeft dit in zijn Geeraert van Velzen aldus weergegeven: O Godt, wat d'Overheydt verbeurt, d'Onnoozele, al te dier bekoopen!

  3. Ik zou die bewegingen, gedurende de laatste zes jaren, hier nu wel terstond kunnen illustreeren met zeer veel feitenmateriaal, dat ik, uit liefhebberij, verzamelde, maar dat zou dit opstel veel te groot maken. Bij ons in Indië deden wij een eeuw geleden reeds de ervaring op, dat een veel te groote papier-circulatie eindelijk zelfs het koperen geld ook uit den omloop verjagen kon! Van gouden geld is in den Archipel nooit taal of teeken te bekennen geweest tijdens het bewind der Compagnie en het zilveren geld, dat men er soms bij halve scheepsladingen importeerde, verdween er altijd even hard uit de circulatie als dat men het er in gebracht had en zulks vanwege de werking van Gresham's wet alweer, die ook zegt: „waar te veel koper zit, kunnen geen ruilmiddelen „van edet metaal in omloop blijven!” En de kolonie was van ouds steeds opgepropt met koperen geld, evenals het gansche Oosten, in 't bijzonder China, dat is. Vandaar dat de edele metalen er ook minder tot muntdoeleinden dan tot kapitalisatie-oogmerken, voor oppottingen, gebezigd worden! Kon men er eens toe besluiten in heel het Oosten minder koperen geld te bezigen, terstond zoude er voor ruilmiddelen van edele metalen veel meer ruim baan komen! Het kopervraagstuk is een der voornaamste struikelblokken voor het welslagen in 't bijzonder van het goudmonometalisme in het Oosten.

  4. Het is een der groote verdiensten vanDavid Hume geweest, dat hij de eerste was, die in zijnEssays van 1752 (pag. 337) gewezen heeft op den invloed van oninwisselbaar papieren geld, (in zijn tijd nog voornamelijk altijd bankpapier, en wel „ongedekt” bankpapier), op de metallieke circulatie, daarmede getuigenis afleggend, dat hij de werking van Aristophanes' wet ook wel degelijk besefte. De bewoordingen, in welke hij bedoelden invloed heeft geteekend komen op het volgende neer: „Banks render paperequivalent to money, circulate it throughout the „whole state, make it supply the place of gold and silver, raise pro-„portionally the price of labour and commodities,and by that means „either banish a great part of those precious metals, or prevent their „farther encrease.”

  5. Bij ons genieten de Ministers tegenwoordig een inkomen van f 18.000 's jaars, terwijl onze President der Nederlandsche Bank een inkomen heeft van f 36.000 in het jaar, zijn tantièmes nog niet eens meegerekend. De „kleine luijden” kunnen er van „watertanden”! En in het buitenland, vooral in Engeland en in Britsch-Indië, zijn bedoelde inkomsten nog heel wat grooter!

  6. Over het Babylonische geld kan men een en ander lezen bij: Prof.Friedrich Delitzsch, Handel und Wandel in Altbabylonien, pag. 26 en 27 jo 54 en 55; Dr.P. S. Landersdorfer, Die Kultur der Babyloniër und Assyrier, (uit de Sammlung Kösel) pag. 80 e.v.,Alfred Jeremias, Handbuch der altorientalischen Geisteskultur, pag. 87 e.v.; Prof.F. Winckler, Altorientalische Forschungen II, pag. 394, e.v.;C. F. Lehmann, Babylonische Kulturmission, pag. 41.

  7. Het goud, dat reeds den Neolithischen mensch bekend moet zijn geweest, zelfs vóórdat deze het koper en tin en veel langer nog, vóórdat hij het zilver leerde kennen, had daarom te allen tijde zulk een hooge waarde voor den oermensch, ofschoon het voor heel wat minder doel-einden bruikbaar was dan genoemde metalen, omdat het alseen geschenk van den Zonnegod werd beschouwd! Men moet het reeds zeer vroeg als een soort van gedegen zonnelicht hebben aangezien, dat hier en daar in enkele korrels op aarde was gevallen. Dusgodsdienstige opvattingen kwamen bij de oorspronkelijke waardebepaling der edele metalen in 't spel! Vandaar dat ook alleen Koningen en machtigen et eeuwenlang alleen mochten bezitten, als een pand als 't ware, dat de hoogste godheid hun had toevertrouwd! Nog bij de Babyloniërs was het goud aanShamash den Zonnegod en god der gerechtigheid, gewijd. Het koper was bij hen het metaal vanIshtar, de godin van de liefde. Pas toen de handel meer en meer ook in het bezit kwam van het gele metaal, vervloog gaandeweg de oeroude veneratie er voor en werd het ten slotte. ... ruilmiddel, ook al was het nog duizende jaren lang enkel in het „grootverkeer” gangbaar. Het meeste goud, dat de oude Babyloniërs, vóór de Tell-Amarna-periode, bezaten, moeten zij uit Indië, waarschijnlijk van Sumatra en Java, de goudlanden bij uitnemendheid in die verre oudheid, hebben verkregen!

  8. Bedroeg de waardeverhouding der beide edele metalen in het begin van den Keizertijd nog ongeveer 12∶1 of liever 11 19/21∶1, in de dagen van Trajanus tot Severus was die verhouding ten gunste van het witte metaal gestegen tot 9 2/5∶1, na Severus zelfs tot 5–6∶1, zooals Mommsen ons weet mee te deelen.

  9. De Grieken hebben altijd en overal in hun rijk, den zuiveren „zilveren standaard” gehad; het gouden geld, dat hier en daar door hen, in 't bijzonder op de Klein-Aziatische kust, werd aangemaakt, werd slechts als groothandels-geld en opbergingsmateriaal gebezigd.

  10. Men weet thans, dat de Cretensche beschaving bijna even oud geweest moet zijn als de Egyptische.

  11. Men raadplege voor de waardeverhouding der beide edele metalen in de Oudheid:Vasques Queipo, Essai sur les systèmes métriques et monètaires des anciens peuples (Paris 1859), II, hoofdstuk IX;Brandis, Das Münz-, Mass- und Gewichtswesen in Vorderasien (Berlijn 1866);Lenormant, La monnaie dans l'Antiquité, I, pag. 145 e. v.

  12. En dit werd door hem over het gansche verdere Oosten verspreid, naarmate dit in verloop van tijd behoefte aan ruilmiddelen kreeg. In onzen Archipel b.v. brachten ook Chineezen het eerste geld, in de gedaante niet alleen van koperen, maar ook van tinnen en zelfs looden munt of als ruilmiddel gangbare stukken, die afgewogen werden. En tijdens het bewind van de Compagnie werden Java, Sumatra en overige eilanden nog meer met koper, thans van vaderlandschen herkomst, overstroomd. Vandaar dat zilveren, en nog minder gouden geld, er ooit vasten voet kon erlangen vóór het midden der vorige eeuw, vóór de komst van den Gouverneur-Generaal Rochussen, den grooten munthervormer van Indië zoomede voordat Mr. N. P. van den Berg er het goudmonometalisme wist te doen invoeren (1877), al was het dan ook met één „hinkend been”!

  13. Men lezeContzen, Thomas v. Aquino als volkswirtschaftlicher Schriftsteller, (Leipzig 1861), passim, enMaurenbrecher, Thomas v. Aquinos Stellung zum Wirtschaftleben seiner Zeit, (Leipzig 1898), passim.

  14. Deze theorie werd, nadat zij doorLocke, Hume en anderen nader, doch niet altijd even gelukkig, was uitgewerkt, later vooral in het beroemde reeds vermeldeBullion-Report van 1810 op den voorgrond geplaatst, terwijl ook doorDavid Recardo op haar de aandacht was gevestigd in diens strijd tegen de groote emissies van bankpapier, welke tusschen de jaren 1797 en 1810 in Engeland hadden plaats gehad. De grootste meerderheid onzer moderne oeconomisten twijfelen dan ook niet aan de juistheid dezer theorie, mits men haar niet te beperkt opvatte en dus niet enkel van toepassing achte op „stoffelijk”, opmetalliek geld, maar ook op het moderne „credietgeld”, of, wat ik zou willen noemen „onstoffelijk geld”, in zijn menigvuldige vormen. Want dat doet toch op stuk van zaken den zelfden dienst als klinkende munt, zelfs heel wat coulanter, smediger, makkelijker en goedkooper! De verhouding van den omgang met „stoffelijk” tot dien met „onstoffelijk” geld is als die van het gebruik van water- en stoomkracht tot dat van electriciteit!

  15. Deze aardigheid van Davanzati vond in onze tijden haar pendant in de volgende, door den Edinburgschen Hoogleeraar, Prof.J. Shield Nicholson, onlangs in zijn mooi boekje „Inflation”, pag. 37, voorgedragen: „The old English method — the prewar method —,was to use the gold „and tofeel we were using the gold — to know we were all the time „in touch with hard money and not walking on air. Recent foreign banking „legislation seams to be dominated with the dread of emergencies.It is „like loading the ship with life-saving apparatus instead of keeping „better loak-out!” Inderdaad: circulatie-banken, die in goudpakhuizen gaan verkeeren hebben zeer veel van schepen, vol met redding-gordels geladen!

  16. VanLocke dagteekent de leer over de verschillende „snelheden”, met welke hetzelfde geldstuk vermag tecirculeeren en welke men tegenwoordig nog kalm telkens hoort napraten, in verband met een uiteenzetting van de zoogenaamde „quantiteits-theorie”. MaarLocke maakt zich hier ook schuldig aan een bedenkelijke verwarring tusschen de rol, die het geld alsoeconomisch vervoermachine speelt en dejuridische contract-ontbindende gevolgen, welke het spelen van die rol van zelf heeft, wanneer hij ons vertelt, dat dezelfde shilling nu eens in 20 dagen totbetalingen, schuldkwijtingen tusschen 20 lieden kan aangewend worden, terwijl hetzelfde geldstuk een andere keer 100 dagen lang in dezelfde portemonnaie blijft berusten (Zie Locke's „Some con-„siderations of the consequences of the lowering of interest and raising „the value of money” 2e editie van 1696 pag. 33–42). Men zie toch nimmer over het hoofd, dat een „circulatie”, dat omloopend geld, eigenlijk niets anders is dan „betaalmiddel”, terwijl het zijn rol van ruilmiddel dan reedsgespeeld heeft.

  17. Omdat de menschen nu eenmaal hun belastingen liever met slecht dan met goed geld betalen!

  18. Evenals met de emissies van „teekengeld” en pasgeld in onze dagen het geval is, een voordeel, dat thans den fiscus in elk geval ten goede komt, maar in vroegere eeuwen den Vorst gewoonlijk in den zak vloeide.

  19. Of in onze dagen van een President eener circulatiebank, wanneer die in zijn hoofd krijgt eenreusachtige goudspeculatie op touw te zetten, van bankier in goudspeculant gaande verkeeren! Maar terwijl een gewone speculant zich zelf en zijn familie slechts ruïneert, wanneer zijn speculatie mislukt, komt een ongelukkige goudspeculatie van een circulatiebank ten laste van een gansche gemeenschap, welke harebank-biljetten, als geldmoet bezigen!Inde lacrimae! En dan zou men in een land, waar zoo iets onzinnigs gebeurt, nog zijn mond moeten houden over dergelijk onverantwoordelijk gedoe, over zulk een bijna misdadige zoogenaamde „geldpolitiek”! En dat in de 20ste eeuw, in een zoogenaamd „vrij land”, waar het „vrije woord” steeds geëerbiedigd heet te zijn! Wij beleven prachtige „democratische” tijden met hun volheid van zoogenaamde „vergissingen” en „onbenulligheden”!

  20. Nadat drie jaren te voren reeds gebroken was met de Mercantilistischeonvrijheid van beweging van het gele metaal, zoodat dit in Engeland voortaan vrijelijk over de grenzen zich vermocht te verplaatsen. (Dana Horton, The silverpound, pag. 230).

  21. En toch is het begrip „pasgeld” het eerst in het brein van een Noord-Amerikaan opgekomen. Want reeds in 1643 werd in den Staat Massachusetts het daar circuleerendewamppum-geld (kralen) tot pasgeld gedegradeerd, en mocht men daarmee voortaan geen grootere schulden kwijten dan ten bedrage van 40 shilling. Bij de muntregeling van 1774 werd in Engeland feitelijk reeds het goudmonometalisme ingevoerd, want al het zilvergeld werd toen tot pasgeld verklaard. Zoo iets had de wereld nog nooit gezien, want van af de oudste tijden kon men met alle drie muntmetalen feitelijk onbeperkt kwijtingen bewerkstelligen.

  22. Pag. 92 seq. van dat boek, waar de volgende passus voorkomt: „Present attention must be given to the issue by Lloyd George during „the bank holidays of government notes to serve as money. Here, again, „we must challenge a departure from English monitary traditions never „before tried in the history of the Kingdom”. ... „The issue of a loan „in the form of a demand liability of the Treasury has always been „regarded as a sign of financial sterility! It confuses the fiscal with „the monetary functions of the state. It is a poor way to borrow, and „as a creation of new money it exposes the world of business to the „perils of inflation”, enz. enz.

  23. Vooral onze „persmenschen” begrijpen gewoonlijk niets van dit alles; althans de meesten hunner niet. De goeden niet te na gesproken, beschikken die lieden in den regel over zoo weinig kennis van de eerste beginselen van de leer van het geld, dat aan hun geschrijf gewoonlijk geen touw is vast te knoopen en zij zelfs, zoo nu en dan, reinen onzin uitkramen. Maar dat gebeurt steeds met een brutaal aplomb, om maar indruk te maken op. ... het kuddedierschap van het grootste deel van het krantenlezend publiek. In het buitenland, althans in de Angelsaksische landen, zijn de financieele journalisten in den regel van veel beter gehalte dan bij ons het geval is en telt men onder hen zelfs lieden alsHartley Withers en andere uitnemende deskundigen.

  24. Men raadplege betreffende, het leven en den arbeid vanOresmius de navolgende werken: „T. Meuniers, Essai sur la vie et les ouvrages de Nicole Oresme (1857);Roscher, Ein groszer Nationaloekonom des 14 Jahrhunderts (in Bd XIX, 1863, pag. 305 e. v. van hetZeitschrift für Staatswissenschaften); J. Garnier, Un Economiste du XIV siècle (in het Journal des Economistes, 2e serie, Deel 43, 1864, pag. 251 e. v.);Rogers Economic interpretation of history, 1888, pag. 95 en 392 en ten slotte dan nogWolowski's Oresme et Copernic 1864, passim.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Willinck, G.D. De wet van Aristophanes, alias Gresham, en hare werking. De Economist 70, 1–27 (1921). https://doi.org/10.1007/BF02203716

Download citation

  • Published:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02203716

Navigation