Skip to main content
Log in

De Curaçaosche bank

  • Eerste Deel
  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. De afstand is ongeveer 10 geographische mijlen.

  2. Zie M. D. Teenstra. De West-Indische Eilanden. Amsterdam, C. G. Sulpke, 1836/7. Dl. II, blz. 60.

    Google Scholar 

  3. —. De West-Indische Eilanden. Amsterdam, C. G. Sulpke, 1836/7. Dl. II, blz. 60. t. a. p. I. 273.

    Google Scholar 

  4. —. De West-Indische Eilanden. Amsterdam, C. G. Sulpke, 1836/7. Dl. II, blz. 60. t. a. p. II. 60.

    Google Scholar 

  5. Van den Bosch vereenigde in 1828 alle Nederlandsche Westindische bezittingen tot een Gouvernement-Generaal, waarvan de zetel zich te Paramaribo bevond. Dit bestuursgebied omvatte de koloniën: 1o Suriname, 2o Curaçao (waartoe Aruba en Bonaire), 3o St. Maarten, 4o St. Eustatius (waaronder Saba) en hield stand tot 1845. Toen werd het gesplitst in de tegenwoordige koloniën Suriname en Curaçao, waarvan de laatste alle Nederlandsche eilanden in de Caraïbische zee omvat.

  6. De West-Indische Bank werd krachtens Koninklijk besluit van 21 Maart 1848, No 110, geliquideerd, na gedurende twintig jaren een kommervol bestaan te hebben voortgesleept.

  7. P. R. Cantz'laer was van 1819–1828 gouverneur van Curaçao e. o. en van 1828–1831 gouverneur-generaal der Nederlandsch Westindische bezittingen.

  8. t. a. p. I. 272. P. R. Cantz'laer was van 1819–1828 gouverneur van Curaçao e. o. en van 1828–1831 gouverneur-generaal der Nederlandsch Westindische bezittingen.

  9. t. a. p. I. 281. P. R. Cantz'laer was van 1819–1828 gouverneur van Curaçao e. o. en van 1828–1831 gouverneur-generaal der Nederlandsch Westindische bezittingen.

  10. Aanteekeningen gehouden gedurende mijn verblijf in de West-Indiën in de jaren 1837–1840, Amsterdam, J. F. Schleijer, 1842, blzz. 50 en 51.

  11. t. a. p. blz. 52. Aanteekeningen gehouden gedurende mijn verblijf in de West-Indiën in de jaren 1837–1840, Amsterdam, J. F. Schleijer, 1842, blzz. 50 en 51.

  12. Zie K. V. 1870.

  13. De verstandhouding met Venezuela was in dien tijd uitstekend. De Secretaris van Staat voor de Financiën gaf in zijn jaarlijksch verslag aan het Congres der Republiek met cijfers aan welk gedeelte van den invoer in Venezuela uit Nederland en zijn koloniën afkomstig was. Deze mededeelingen werden dan door onze Regeering in haar Koloniale Verslagen overgenomen.

  14. De omstreeks 1811 ontstane republiek Colombia splitste zich in 1831 in de Staten Venezuela, Nieuw-Grenada en Ecuador. Sedert 1861 draagt Nieuw-Grenada weder den naam Colombia.

  15. Antonio Guzmán Blanco was driemaal president van Venezuela, t.w. van 1870–1877; van 1879–1884 en van 1886–1888.

  16. De dikwerf verkondigde stelling dat de strekking van dezen maatregel alsmede die van de latere differentieele rechten slechts een persoonlijke wraakneming van Guzmán tegen Curaçao zou zijn geweest, omdat hij (toen nog revolutionnair) in 1869 van dat eiland was uitgezet, is om vele redenen niet houdbaar.

  17. De Venezolaansche kust beoosten La Guayra ligt meer in den invloedskring van Trinidad.

  18. Steenkolen worden verkocht door de Curaçaosche Handel-Maatschappij en door de bekende firma Maduro & Sons. De invoer bedroeg de laatste jaren gemiddeld ongeveer 30.000 ton.

  19. Blijkens N. Veloz Goiticoa, Venezuela, 1904, uitgaaf van het Internationaal Bureau van de Amerikaansche Republieken, Washington, Government Printing Office 1904, heft Venezuela — tijdelijke of blijvende verhoogingen in bijzondere omstandigheden daargelaten — van de ingevoerde goederen een recht dat naar het ruw gewicht berekend wordt en in 9 klassen van 5 centimos tot 20 bolívares (frank) per K.G. opklimt. Van sommige artikelen, zooals zout, is de invoer zelfs geheel verboden.

  20. Columbia ontzegde in 1905 den toegang tot zijn havens aan schepen beneden de 50 ton. Venezuela volgde dat voorbeeld door schepen beneden de 40 ton te weren. In 1906 werd dit minimum verlaagd tot 20 ton. Tijdens de moeielijkheden in 1908 werd het voor korten tijd weder verhoogd, zelfs zonder bepaling van een grens.

  21. Hand. Kol. Raad 1906/7. Bijlagen, 13. No 1.

  22. Aanvankelijk (sinds 1848) werd, wanneer dat noodig voorkwam, bij uitvoer van oorlogsbehoeften een met eede bevestigde schriftelijke verklaring gevorderd, dat de verscheping werkelijk zou plaats hebben naar de opgegeven havens en dat de lossing in geen geval zou geschieden in plaatsen, welke in opstand waren tegen het wettig gezag. In 1858 werd deze eed vervangen door een geldelijke zekerheid. In 1871 nam het Opperbestuur de zaak ter hand en vaardigde bij Koninklijk besluit een tijdelijk uitvoerverbod uit, dat bij Koninklijk besluit van 24 Februari 1872, No 16 (P. B. No 12) vervangen werd door een bestendig verbod met mogelijkheid van schorsing door den Gouverneur. Die schorsing is allengs minder toegepast en komt thans in gewone tijden niet meer voor.

  23. Tot 1831 kon ook hypothecaire zekerheid worden verstrekt. De overwaarde behoefde dan slechts 50 pCt. te bedragen. Door de publicatie van 28 Mei 1831 (h. b. No 158) verloor de Directie echter de bevoegdheid om zonder bijzondere toestemming van den Gouverneur-Generaal dergelijke zekerheid te aanvaarden.

  24. Koloniale Verordening van 30 Mei/8 Juni 1907, P. B. No 9.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Fabius, G.J. De Curaçaosche bank. De Economist 62, 291–306 (1913). https://doi.org/10.1007/BF02203042

Download citation

  • Published:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02203042

Navigation