References
Zie mijn: Is de wet der verminderende meeropbrengsten een grond-slag voor de volkshuishouding ? Economist 1928, p. 680.
Wat op hetzelfde neerkomt wat de arbeidsmoeite betreft. Zie Economist 1924. Een en ander over de w. d. v. m. o., p. 628.
Immers dat de meeropbrengsten afnemen t. o. van de vegetatiefactoren (wet van Mitscherlich) beteekent nog niet dat zij afnemen to. van de productiemoeite. Zie „Een en ander...”, Ec. 1924, p. 619, vlgd.
Zie „Een en ander”, Ec. 1924, p. 636 vlgd.
Zie „Grondslag”, Ec. 1928, p. 685.
„Grondslag”, Ec. 1928, p. 669 voor den grond; p. 682 voor den arbeid.
Zie „Grondslag”, Economist 1928, pag. 682.
Von Böhm: Pos. Th. p. 111 (4e uitgave).
Von Böhm: Positive Theorie. Ik laat hier nog voorloopig buiten beschouwing, datvon Böhm de voorwaarden, waaronder die verminderende meeropbrengsten optreden, niet duidelijk maakt. Ik kom verder uitvoerig op dit punt terug.
Pos. Th. p. 118 vlg.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
van Genechten, R. De Wet der verminderende meeropbrengsten ten opzichte van het Kapitaal. De Economist 81, 503–516 (1932). https://doi.org/10.1007/BF02200482
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02200482