This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.
References
Economist pag. 879: „het daar (dat is op de niewe goudvelden) geproduceerde goud is geld, dat van de goederenzijde uit zijn intrede doet in de circulatie.”
Mr. G. M. Verrijn Stuart, Inleiding tot de leer der waardevastheid van het geld. Pag. 24/5.
Ik zeg met opzet „kunnen”, want noch de wetgever, noch de circulatiebank hebben het in de hand, te bepalen, wat geld zal zijn: „... denn nur die Uebung der am Tauschverkehr Beteiligten vermag Geld zu schaffen” (L. v. Mises, Theorie des Geldes und der Umlaufsmittel, pag. 45).
v. Böhm-Bawerk, Kapital & Kapitalzins Il 4de druk, pag. 162, Prof. Dr. C. A. Verrijn Stuart, De Grondslagen der Volkshuishouding, pag. 214.
Prof. G. spreekt over de gebruiksnuttigheid van de als geld gedachte grondstoffen en over de grensnuttigheid van het geld.
Vgl. Schumpeter, Theorie der wirtschatlichen Entwicklung, pag. 323/4: „Wäre ferner die Sache so, dasz nachdem eine solcher Rückschlag überwunden ist, die frühere Entwicklung wieder an dem Punkte einsetzt, an dem sie vor seinem Eintritte angelangt war, dann wäre die prinzipielle Bedeutung desselben nicht allzu grosz. — Allein das ist nicht der Fall. Jene Gegenbewegungen hemmen die Entwicklung nicht blosz, sie machen dieser Entwicklung ein Ende. — Und die Entwicklung die dann wieder einsetzt, ist eine neue, nicht einfach die Fortsetzung der alten — die Kontinuitat des Planes ist unterbrochen”. Eerder had Schumpeter gezegd: — „die Gegenbewegungen und Rückschläge sind häufig, so häufig dasz sie schon deshalb allein als unentrinnbar und unvermeidlich betrachtet werden k önnen”.Die Kontinuität des Planes ist unterbrochen, dat schreef S. in 1926, toen hij zich nog niet op de huidige hevige crisis kon beroepen en in Amerika werden können”. Die Kontinuität des Planes ist unterbrochen, dat schreef S. in 1926, toen hij zich nog niet op de huidige hevige crisis kon beroepon en in Amerika werd esproken van de eeuwigdurende prosperiteit.
Vgl.Ludwig von Mises, Theorie des Geldes und der Umlaufsmittel, pag. 112: „Es empfiehlt sich allerdings, in der Nationalökonomie Ausdrucksformen, die der Mechanik entlehnt sind, zu meiden: für die Darstellung sind sie entbehrlich und die Gefahr einer mechanischen, d.i. von den subjektiven Werturteilen der Individuen fehlerhaft abstrahierenden Auffassung liegt nahe. Die Irrwege der äteren Nationalökonomie sollten hier zu gröszter Vorsicht mahnen”.
Sprekende over het effect van een prijsdaling zegtKeynes, A Treatise on Money, 1930, pag. 173: „This fall of prices increases the purchasing power of the money-incomes of the rest of the community, and they are able, therefore, to increase their consumption by the amount which the saver has forgone, whilst spending the same amount of money as before. If however, these others then proceed to reduce correspondingly their money expenditure on consumption and, consequently, to increase their savings, this only has the effect ofstill further increasing the purchasing power of the balance of their income which they do spend.” Vgl. ookSchumpeter, t.a.p. Hoofdstuk VI.
Vgl. S.Posthuma, verslag vergadering Ver. v. d. Staathuish. 1929, pag. 22 e.v.
Friedrich A. Hayek, Geldtheorie und Konjunkturtheorie, 1929, p. 53.
Deze uitspraak doet eenigszins vreemd aan. De koopman en de fabrikant moeten rekenen met meetbare grootheden, maar de economie rekent met menschen en hun verhouding tot de stoffelijke goederen: „De economie is en is ook altijd geweest een wetenschap van human behavior” (DiesredeProf. Mr. F. de Vries 8/11 '28, Economist 1928, pag. 769). Vgl. ookMises t.a.p. pag. 213: Nach einfacher, zahlenmäszig faszbarer Erkenntnis wird auch dort gestrebt, wo das Wesen der Sache eine solche ausschliesst.
Gustav Cassel. Theoretische Sozialoekonomie, pag. 41.
„Institutionalisme”, Economist 1928, pag. 738.
Ik volg hier de klassificatie van Walter G. Behrens, Das Geldschöpfungsproblem, pag. 6, die onder Realismus alle die geldtheorieën brengt die vooropstellen „dasz die Geldwerteinheit durch ein bestimmtes Quantum und Quale eines wirtschaftlichen Gutes dargstellt werde”; hieronder valt dus b.v. ook het metallisme.
Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart, praeadvies Ver. voor de Staath. 1929, pag. 92.
Annuaire Statistique de la Société des Nations 1930/1, pag. 232 e.v.; slechts een deel der banken verstrekte opgave; het totaalbedrag zal dus hooger zijn.
Bulletin Mensuel de la Société des Nations, November 1931.
T.a.p., pag. 345.
Als ik de zaak goed begrijp, wordt in de mechanica bij het labiele evenwicht trouwens ook met exogene oorzaken gewerkt. Ik lees in H. A. Lorentz, Beginselen der natuurkunde, 8ste druk, pag. 229: „... hoewel het lichaam steeds standen van kleinere potentieele energie tracht te bereiken, is er dan geen reden, waarom het zich naar de eene, en niet naar de andere zijde in beweging zal stellen. De minste toevallige stoot geeft echter den doorslag en doet het lichaam zich hoe langer hoe verder van den evenwichtstoestand verwijderen”. Blijft die stoot uit, dan blijft, als ik wel heb, het (labiele) evenwicht bewaard.
Vgl. ookSchumpeter t.a.p., pag. 325: l Ob einheitliche Erscheinungen oder verschiedene, die Krisen können sich rein wirtschaftlich erklären lassen oder nicht. Es unterliegt natürlich keinem Zweifel, dasz die Krisenerscheinung wesentlich in die Sphäre der Wirtschaft gehört. Aber es ist keineswege sicher, dasz sie zum Wesen der Wirtschaft oder selbst nur irgendeiner Wirtschaftsform gehört im dem Sinne, dasz sie mit Notwendigkeit aus dem Wirken der sich selbst überlassenen Faktoren der Wirtschaft sich ergäbe. Vielmehr wäre es ganz wohl möglich dasz die eigentlichen Ursachen der Krisen auszerhalb der Sphäre des Reinwirtschaftlichen lägen, dasz also die Krisen Folgen von Störungen des Wirtschaftslebens w→en, die von auszen her in dasselbe hineinwirken. Die Häufigkeit und selbst die oft behauptete Regelmäszigkeit der Krisen wäre an sich kein entscheidenes Argument, da es sich ja ohneweiteres begreifen l äszt, dasz solche Störungen im praktischem Leben oft vorkommen m üssen. Die Krise wäre dann einfach der Prozesz, durch den sich das Wirtschaftsleben neuen Bedingungen anpaszt”.
Omtrent de mogelijkheid om door credietpolitieke maatregelen de conjunctuur in bepaalde banen te leiden, ben ik even sceptisch gestemd als Prof. Goudriaan (pag. 888). Ik zou hier kunnen verwijzen naar de kroniek in dit tijdschrift van November 1929, en naar het banknummer van het Alg. Handelsblad van Juli 1930. Er is hier sprake van een vlugge bekeering, want als men de notulen van de vergadering van de Ver. v. d. Staath. van October 1929 opslaat, zou men kunnen constateeren dat ik de prijsstabilisatie langs dezen weg wel mogelijk achtte.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
van Sandick, A.A. Nog eens: Prof. Goudriaan's Grondstoffenvaluta. De Economist 81, 75–88 (1932). https://doi.org/10.1007/BF02200444
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02200444