Skip to main content
Log in

Het Hypotheekbankbedrijf in crisistijd

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Uitgave: De Erven F. Bohn, Haarlem.

  2. Merkwaardige voorbeelden daarvan vindt men vermeld in een artikel van Mr. A. J. S. van Lier in het Ned. Juristenblad van 13 Januari 1934.

  3. Ec. en sociale Kroniek van het Centr. Bur. v. d. St. Maart 1934.

  4. Voor deze merkwaardige episode in de ontwikkeling van het Fransche grondcrediet verwijs ik verder naar het interessante artikel hierover van Mr. P. R. Hoorweg in het Jaarboekje van de Vereeniging van Dir. van Hyp.banken van 1930 blz. 352 e.v.

  5. Er doet zich ook hier het gemis voelen van behoorlijk statistisch materiaal, dat trouwens om verschillende redenen niet zoo gemakkelijk op de juiste manier samengebracht kan worden. Eenige aanwijzingen vindt men in de staten onder Bijlage D toegevoegd aan het jaarverslag over 1933 van de Nederlandsche Hypotheekbank te Veendam blz. 30 en vlg., waarin voorkomen de taxaties der onderpanden in het jaar waarin de leeningen gesloten zijn en de opbrengsten van die onderpanden, voorzoover in nietexecutorialen publieken of onderhandschen verkoop in 1933 gerealiseerd.

  6. Zie de verslagen van de Groningsche en de Friesche Mij. van Landbouw. Zoo wordt in de kleibouwstreek van Westdongeradeel een prijsstijging van 20 % vermeld.

  7. Zie hierover Prof. Holwerda in zijn bespreking van het Verslag der Verzekeringskamer Ec. Stat. Ber. van 7 Februari 1934, een request van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Veenkoloniën dd. 20 December 1933 met enquête onder Notarissen aldaar opgenomen in het Alg. Handelsblad van 23 Dec. '33, Avondblad, Mr. P. J. Prinsen Geerligs in het Banknummer van het Algemeen Handelsblad van Januari 1934 en in mijn artikel in de Ec. Stat. Ber. van 1 November 1933. Zooeven bedoelde enquête verdient bijzonderen aandacht nu de Minister-President een ontwerp executie-wet heeft aangekondigd, dat wel spoedig in de Kamers behandeld zal worden. Waarop baseert de regeering dit ontwerp toch, waartegen vrijwel elke deskundige een waarschuwende stem Iaat hooren, met inbegrip van de Coöp. Centrale Raiffeisenbank te Utrecht, die toch zeker wel zal weten of men daarmede al of niet een boerenbelang behartigt ? Op enkele betreurenswaardige uitzonderingsgevallen misschien, die nu eenmaal altijd den prijs vormen voor een uitstekend geregeld goedkoop hypothecair crediet ? De regeering weet toch wel dat het propaganda-materiaal voor ingrijpen in het executierecht, al wordt het door den heer van Houten aangedragen, daarom nog niet altijd hout snijdt ! Blijkens de Handelingen van de 2de Kamer van 14 November 1933 blz. 316 heeft de heer van Houten gezegd: „... wanneer wij lezen het adres van de Friesche afdeeling van den „Christelijken Boeren- en Tuindersbond, dan zien wij daarin, dat het hoofd-„bestuur verzocht wordt de Regeering te verzoeken zoo spoedig mogelijk „met een executieverbod te komen, omdat zelfs in kleine dorpen in veertien „dagen tijd negen boerderijen gedwongen verkocht zijn; het is dus wel „noodzakelijk, dat de meest mogelijke spoed wordt betracht en het is te „betreuren, dat de Regeering deze regeling heeft aangekondigd, terwijl de „uitvoering zoovele maanden op zich Iaat wachten.” De heer van Houten verdraait hier een uiting van den Heer M. A. Marra, Voorzitter van den Christelijken Boeren- en Tuindersbond, die zich heel anders heeft uitgelaten, n.I. dat er in het dorp Follega bij de Lemmer 9 gevallen van verkoop wegens financieele omstandigheden vanwege de crisisdreigen, hetgeen nog wel iets anders is. Na onderzoek bij de notarissen in de buurt bleken de feiten als volgt te zijn: Te Follega had één executieveiling plaats gehad, omdat de debiteur in een jaar tijds slechts f 200.—rente had betaald van de verschuldigde f 2500.— rente en verder werden daar nog twee boerderijen verkocht van iemand die financieel op was, doch datook zonder crisis geweest zou zijn. Met het hout, door den Heer van Houten aangedragen, kan men dus beter stoken dan timmeren. Uit de aangehaalde enquête blijkt, dat debiteuren en crediteuren elkaar wel plegen te vinden, dikwijls door bemiddeling van de Notarissen, doch dat deze minlijke schikkingen zeker zouden ophouden zoodra men in het executierecht mocht ingrijpen. Niet anders gaat het toe onder de huizenbezitters. In het „Bondsorgaan” van den Nederlandschen Bond van Huis-en Grondeigenaren en Bouwondernemers van 28 April 1934 komt een verslag voor van de werkzaamheden der Hypothekencommissie uit de Vereeniging Het Eigendomsrecht, waarin men vermeld vindt, dat de door die Commissie behandelde moeilijkheden tnsschen hypothecaire debiteuren en crediteuren behalve in enkele absoluut hopelooze gevallen geregeld werden. Vgl. ook een artikel in het „Algemeen Handelsblad” van 18 November 1933 Avondblad onder het opschrift „Onverantwoordelijke Agitatie” en verder twee artikelen in „de Telegraaf” van 1 en 2 Juni 1934 Avondbladen, waarin een op onderzoek uitgetrokken redacteur als zijn indruk, bevestigd door de resultaten van het onderzoek van: het Koninklijk Ned. Landbouwcomité, meedeelt, dat het over het geheele land met de executies nog zoo'n vaart niet loopt en men zeker niet gerechtigd is van een abnormaal aantal in Nederland te spreken. Dit een en ander stemt overeen met eigen ervaringen. Wil de Regeering nu tegelijk met dit alles het geheele hypothecaire crediet voor den landbouw op losse schroeven zetten ? Weet de Regeering hoe moeilijk alleen al door de noodlottige aankondiging in de troonrede van het vorige jaar het crediet ten plattenlande geworden is ? Heeft de Regeering over deze belangrijke wijzigingen in het burgerlijk recht het advies van de Commissie Limburg gevraagd ? Hoe kan de Regeering verdedigen, dat uitgeleende gelden van minderjarigen, welke volgens de wet door hypotheek gedekt moeten zijn, in de door dit nieuwe wetsontwerp te regelen gevallen niet teruggevraagd mogen worden, doch alle andere uitgeleende gelden zonder hypothecaire zekerheid wel ? Ter voorkoming van misverstand zij er hier nogmaals aan herinnerd, dat de hypotheekbanken met dit alles betrekkelijk weinig te maken hebben, daar ze bij directe land- en tuinbouwonderpanden slechts voor bijna 4 % van hun uitstaand bedrag aan hypotheken betrokken zijn.

Download references

Authors

Additional information

Dit artikel bevat den zakelijken inhoud van eene voordracht, door den schrijver op 5 Mei 1934 gehouden ter jaarvergadering van de Vereeniging voor Bedrijfseconomie te Amsterdam.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Wilkens, J. Het Hypotheekbankbedrijf in crisistijd. De Economist 83, 401–429 (1934). https://doi.org/10.1007/BF02200061

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02200061

Navigation