Skip to main content
Log in

De opiumpacht

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Advies van den R. v. Ind. dd. 14 Juni 1867, te vinden in de Nota betreffende het stelset der opinmpacht op Jaea en Madura, ingediend bij de 2e Kamer, zitting 1871–1872, sub No. 137, blz. 18.

  2. Nl. de stukken over de opinmpacht ingediend in de zitting 1862–63, No. XIV; van 1871–72 No. 137, en van 1872–73 No. 50.

  3. Aanteekeningen over koloniale onderwerpen, I. 7.

  4. E. De Waal,Ind. Magazijn 1844, blz. 90. Zie ook cen zeer belangrijk opstel van de hand van den heer van Hoëvell in hetTijdschrift vvor Nederl, Indië 1851, Ile d., blz. 180 volg.

  5. Van de Bengaalsche opium kent de markt eigenlijk vier soorten, deMalwa, deCatch, dePatra en deBenares-opium. In Britsch-Indie mag ieder in de provineiënBahar enBenares en Malwa zich aau de opium-cultnur wijden, maar al de opium die geproduceerd wordt, moet aan het Gonvernement worden geleverd. ZieTijdschr, van Nederl. Indië, 1851, Ile d. blz. 185.

  6. Proeve blz. 83. Zie ook den bovengenoeinden jaargang van hetTijdschr, van Neerl. Indië, t. n. p.

  7. Ind. Magazijn, bl. 94.

  8. Proeve, bl. 80 volg.

  9. Nota betreffende het stelset der opinmpacht op Java en Madura (zitting 2e Kamer 1871–1872, No. 137, Bijl. IX).

  10. Aanteekeningen over koloniale onderwerpen, I, bl. 29.

  11. Baud,Proeve, blz. 91.

  12. Men kocht voornamelijk in Bengalen in.

  13. Baud,Proeve, blz. 100.

  14. Ibidem, 113.

  15. Ibidem, 116. In het twaalfjarig tijdvak van 1640—1652 was de invoer gemiddeld 500 pond per jaar; in 1745 was hij reeds tot 156148 pond geklommen

  16. Blz. 109.

  17. “Zij koopen — zegt een oogetuige — de Maund (1/2 kist) opium in Bengalen voor 70 of 75 ropias, en verkoopen die to Batavia voor 200, 225 of meer.Baud,Proeve, 104.

  18. Ibidem, 120.

  19. Ibidem, 123 volg.

  20. Baud,Proeve bl. 144.

  21. Baud,Proeve, 152 volg.

  22. Ibid. 153.

  23. Ibid.

  24. Zie boven biz. 813.

  25. ZieStaat der Ned. Ind. bezittingen onder het bestnar van den G. G. Daendels, I, blz. 48 enBijlagen d. II, No. 40, waar de pachtconditiëën voor 1810 woorden gevonden.

  26. Baud,Proeve 156.

  27. Ibid.

  28. Ibid. 151.

  29. Baud,Proeve 151.

  30. Ind. Staatsbl. 1820, no. 32a.

  31. Overtreding hiervan werd gestraft met eene boete minstens vanf 200. Later bij de pachtvoorwaarden voor 1822 en 1823 werd deze boete op minstensf 1000 gesteld, Zie de Ind. Stbl. 1821 en 1822, No. 29b en 37.

  32. Ind. Magazijn t. a. p. blz. 101.

  33. Ind. stbl. 1821, No. 29b en 1822, No. 37.

  34. Ind. Stbl. 1821, No. 31.

  35. Ind. Magazijn t. a. p. blz. 105; Baud,Proeve, blz. 162.

  36. Zie Ind. Staatsbl. 1823, No. 36.

  37. Ind. Staatsbl. 1824, No. 44.

  38. Tijdschrift Ned. Indie 1856, II, 229 volg.

  39. Baud,Proeve, 167.

  40. Baud,Proeve, 163.

  41. Ind. Stbl. 1826, No. 68.

  42. Ind. Magazijn, blz. 106.

  43. Baud,Proeve, 163.

  44. Baud,Proeve, 164.

  45. Ibid. 167.

  46. Baud,Proeve, 167.

  47. Ibid. 168.

  48. Deze sommen werden onder de aanhalers verdeeld. Zie Ind. Stbl. 1833, No. 4, juneto Stbl. 1826, No. 61.

  49. Ind. Stbl. 1833, Nr. 74.

  50. Ind. Stbl. 1834, No. 53.

  51. Baud,Proeve, 168.

  52. Art. 71 “De nitslnitende handel in opium wordt als eene der bronnen van het openbaar inkomen gehandhaafd tot zoolang daaromtrent anders door den Koning zal zijn bevolen.”

  53. Zie Ind. Stbl. 1835, No. 49. Even als in het vorige jaar worden de voorwaarden voor de opium ingelascht gevonden in de algemeeneverpachtingen van 's lands middelen.

  54. Blz. 172.

  55. Cireulaire van den dir. der middelen en domeinen dd. 23 Maart 1857, te vinden in hetTijdschrift van Nederl. Indië 1859, I, 409.

  56. Ind. Magazijn, bl. 126, 127.. 172.

  57. Circulaire van den dir. der middelen en domeinen dd. 23 Maart 1857, te vinden in hetTijdschrift van Nederl. Indië 1859, I, 409.

  58. Circulaire van den direkt. der midd. en dom. 23 Maart 1857 t. a. p.

  59. Ind. Staatsbl 1837, No. 65.

  60. Ind. Stbl. 1838, No. 48. De N. H. M. leverde aan het Gouvernement de opium. Van daar dat zij door een lid of agent harer factorij vertegenwoordigd werd.

  61. Ind. Stbl. 1839, No. 33.

  62. Ind. Stbl. 1840, No. 20. Zie ook voor 1842, Ind. Stbl. 1841, No. 34.

  63. Zie boven blz. 817.

  64. Baud,Proeve, 169.

  65. Circulaire van 23 Maart 1857, t. a. p.

  66. Baud,Proeve, 169.

  67. Zie boven blz. 821.

  68. Ind. Stbl. 1842, No. 30 en 42. De verdeeling was tweeledig nl.A in geval de aanhaling had plaats gehad door tusscheukomst van de policie of van den pachter, en de recherche daarbij niet betrokken was; enB wanneer de aanhaling had plaats gehad door de laatstgenoemde ambtenaren. In het eerste geval bedroeg het aaudeel van den pachter 2/6, in het andere geval 1/6; in beide gevallen bleef slechts 1/12 aan den lande. Zie Stbl. 1842, No. 30.

  69. In het reglement en de voorwaarden wordt nu niet meer de prijs in koper maar inrecepissen uitgedrukt. Bij de schaarschte van gemunt zilver was bij Besluit van 4 Febr. 1846 derecepis ingevoerd;f 1, recepis stond gelijk met 120 duiten (zie Ind. Stbl. 1846, No. 3).

  70. De Waal,Aanteekeningen over koloniale onderwerpen, I, blz. 50.

  71. Ind. Stbl. 1843, No. 62.

  72. Ind. Stbl. 1847, No. 42.

  73. Ind. Stbl. 1853, No. 87.

  74. De Waal,Aanteek, over kolen. onderwerpen, I, blz. 42.

  75. “De groote (overtreders) plegen door geld, en nog eens geld voor hunne ongerechtigheden zich van gérantste voorzien, wien gevangenisstraf uiet ondragelijk is.Zeer zelden vangt men den waren man.” —De Waal,Aanteekeningen over koloniale onderwerpen, I, 44.

  76. Advies van den direkteur der midd. en dom. (du Cloux) dd. 14 Sept. 1861, te viuden in de Stukk. over de opiumpacht ingediend bij de 2e Kamer, zitting 1862–63, XIV, blz. 83.

  77. De zaak, waarvan hier sprake is gold een Chinees-majoor in Passaroean. Hij en zijne medepachters werden verbaunen. “Zij hadden schatten geboden aan een practizijn, zoo hij maar hunne gerechtelijke veroordeeling tot de hoogste boete bewerken kon.”De Waal,Aanteekeningen over kolon. onderw. I, 44.

  78. Later in 1860 en 1861 klom echter de prijs totf 20 de kattie.

  79. Ind. Stbl. 1854, No. 76.

  80. Men ziet uit deze officieele verklaring van een hoofdambtenaar, tot wiens departement de opiumpacht behoorde , dat de kennis van al hetgeen die pacht betreft bij de regeering uog niet zoo groot was, als de heer Baud (zie boven blz. 819, 820) veronderstelde.

  81. Circulaire van 23 Maart 1857.

  82. Ilet jaar vóór de invoering van het nieuwe reglement.

  83. Zie circulaire van 23 Maart 1857.

  84. “De smokkelhandel, alhoewel binnen engere grenzen door het stelsel van siram-verstrekkingen teruggebracht, moet nog altijd van eenige beteekenis worden geacht.” Advies van den dir. der midd. en dom. dd. 14 Sept. 1861. Zie Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 84. In een der latere dossiers, die aan de Tweede Kamer zijn ingediend (Nota's 1871–72) wordt op blz. 8 de zeer juiste opmerking gemaakt door den direkteur der midd. en domein. in zijue missive dd. 23 Mei 1867, dat het niet te veronderstellen is,” dat de pachters, toen het gonvernement de ongelimiteerde verstrekkingen in het leven riep, allen den claudestinen aanvoerdadelijk geheel zullen hebben afgeschaft, om zich alleen te bepalen tot de gouvernements-verstrekkingen. Vooreerst wisten zij niet hoever het gouvernement met die verstrekkingen zou gaan; zij moesten aantoenen, dat zij meer noodig badden; naar mate de residenten dit lichter of zwaarder opvatten, zouden zij of in het geheel (niet) of slechts ten deele in den verkoop nit die bron kunnen voorzien.... Wijders stonden de pachters ofhoofilsluikers waarschijulijk in over-eenkomsten omtrent de levering, die niet zoo dudelijk konden verbroken worden.”

  85. Advies van den directeur der midd. en dom. dd. 24 Sept. 1860. Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 49. Zie ook het Advies van het lid van den Raad van Indië Keuchenius, ibid. blz. 29. De groote vermeerdering deed zich voor in de residentie Soerabaja, waar aan de pachters in 1859 en 1860 boven en behalve de tiban — ten bedrage van 3252 katties — nog 20788 katties in 1859 en 217055 katties in 1860 aan siram verstrekt werd. Zie advies van den Raad van Indië 21 Mei 1861, (Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 23). De resident van Kedirie wees er op dat in zijne residentie “de schuifwoede tot op kleine kinderen was overgegaan.” Advies van den dir. der midd. en dom. ibid. blz. 50.

  86. De Waal,Aanteekeningen over kolon. onderwerpen, I, blz. 15.

  87. Zie Stukken Opiumpacht 1862–1863, XIV, Bijl.A, blz. 2.

  88. Stukken Opiump., XIV, 1862–1863, blz. 50.

  89. Aanteekeningen over kolon. onderwerpen I, bl. 34.

  90. Zie boven blz. 830 volg.

  91. Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 20.

  92. De R. v. Ind. noemt deze cijfers als opbrengst van denpachtschat; doch in den staat (bijlage 13 blz. 91) wordt voor 1861 het eijfer van den pacht-schat gesteld opf 6 975 780. De R. v. Indië heeft blijkbaar bedoeld degeheele opbrengst van het middel. Doch de gevolgtrekking blijft dezelfde.

  93. “Zijn (van den heer Duymaer van Twist) doel was in de eerste plaats geweest, om het groote kwaad van het smokkelen van opium voor goed te weren. De aanhalingen in 1855 en 1856 en later gedaan, hebben evenwel het bewijs geleverd, dat het smokkelen van opium nog niet geeindigd was. In de tweede plaats had de G. G. Duymaer van Twist verlaugd door den bedoelden maatregel te komen tot de kennis van het werkelijke verbruik van opium op Java; maar ook dit oogmerk heeft gefaald, dewijl de lage prijs der siram adf 12, gelijkstaande aan den marktprijs te Singapore, met inbegrip der kosten van vervoer naar Java, den uitvoer daarvan naar elders begunstigd beeft.” Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 30.

  94. “De sluikhandel in opium moet voortaan ook niet worden tegengegaan met het doel om den pachter ziju voordeel in de amlioeupacht te betwisten, maar om een meerder verbruik, dan de regeering nuttig acht te beletten.” Stukken Opiump. blz. 33.

  95. Ibid. blz. 34.

  96. De heer de Waal oppert hieromtrent ook een ander practisch bezwaar. “In de plaats der tegenwoordige kitten,” zegt hij, “gemeenlijk nietige winkeltjes, zonden gebouwen verrijzen, die volgens atatistische berekeningen veelal honderd tot tweehonderd menschen moeten kunnnen bevatten, menschen van verschillende kunue, natie en stand. Het schuim des volks zou elkaar daar ontmoeten; menig een die nu in stilte weinig schnift zon door gelegenheid en voorbeeld tot meer en tot misdrijf verleid worden. Wilde men geen groote amfioen-huizen, men zou een aantal kleinere moeten dulden op een aantal plaatsen meer dan thans — dus het baginsel van inkrimping opofferen” enz.Aanteek. over kolon. onderw. I, 51.

  97. Zie boven blz. 818.

  98. Aanteekeningen over kolon onderwerpen I, blz. 23.

  99. Ibidem. Zie Ind. Stbl. 1858, No. 131.

  100. Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 80.

  101. Uit het rapport van den directeur der midd. en dom. blijkt dat er slechts 2 kitten bestonden en dat het jaarlijksch verbruik zich in die residentie bepaalde bij 42 katties tiban en 84 katties siram. Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 81.

  102. Ibidem.

  103. Zie boven blz. 388.

  104. Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 85.

  105. Zie boven blz. 827.

  106. Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 86.

  107. “Het komt den Raad voor, dat degemiddelde verstrekkingen van opium aan de pachters voor de jaren 1857–1860 zonder eenig bezwaar tot basis kunnen genomen worden voor de vaststelling van de hoeveelheden opium in de volgende jaren aan de pachters te verstrekken met eene jaarlijksche vermindering, die voor het volgende jaar zal kunnen worden bepaald op 10 pCt. Grootere vermindering op eens acht de Raad onraadzaam, als zullende leiden tot schokken, die zooveel mogelijk moeten worden vermeden.” — Stukken Opiumpacht 1862–63, XIV, blz. 11.

  108. Ind. Stbl 1861 No. 97; 1862 No. 122; 1863 No. 127; 1864 No. 158. Zie ookde Waal,Aanteekeningen over kolon. onderwerpen I, blz. 28.

  109. Aanteekeningen over kolon. onderwerpen I, blz. 33.

  110. Zie boven blz. 836.

  111. Aanteekeningen over kolon. onderwerpn, blz. 34 volg.

  112. Aanteekeningen over kolon. onderwerpen I, blz. 36 volg.

  113. Ibid. 37, 38.

  114. Zie Ind. Staatsbl. 1863 (9 October).

  115. Aanteekeningen over kolon. onderwerpen I, blz. 53.

  116. Ibid. blz. 54, 55.

  117. Zie hoven blz. 829. Zie ook hetgeen de Waal mededeelt omtrent den Majoor-Chinees Beh Ing Tjoe, die wel eens iemand, die den strijd erustig tegen hem waagde pekuuieel ten ouder gebracht had.”Aanteek. over kol. onderw. I, 39 volg.

  118. Aanteekeningen over kolon. onderwerpen I, blz. 54.

  119. Ind. Stbl. 1862, No. 124. Nadere wijzigingen vonden in 1863 plaats. Zie Ind. Stbl. van dat jaar No. 128.

  120. Ind. Stbl. 1866, No. 117.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

L. Ed. L. De opiumpacht. De Economist 22, 805–849 (1873). https://doi.org/10.1007/BF02199628

Download citation

  • Published:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02199628

Navigation