Literatur
..... De oeverstaten..... verbinden zich, ieder voor de uitgestrekt-heid van zijn grondgebied, de noodige maatregelen te nemen , ten einde de molens en andere fabrieken, op de rivier aangelegd, alsmede de dammen en andere kunstwerken , hoe ook genaamd, nimmer beletsel aan de scheep-vaart toehrengen, en dat de gieren schipbruggen met den meest mogelij-ken spoed een vrije doortogt laten aan de schepen en vlotten, welke hunne vaart willen vervolgen, zonder dat van dezelve uit dien hoofde, andere betalingen kunnen geeischt worden dan eene matige, met gemeen overleg en onveranderlijk te bepalen belooning en eindelijk , om onverwijld en te hunnen kosten alle andere belemmeringen der vaart, welke zich in het bed der rivier zelve zouden kunnen opdoen, te doen ophouden, voor zooveel evenwel deze belemmeringen uit gebrek aan toezigt en behoorlijk onderhoud voortspruiten. ... Art. 67 der overeenkomst tusschen de Rijn-oeverstaten , Maart 1851. (Zie Staatsblad 1851, No. 19.)
Rights and permissions
About this article
Cite this article
De Rijnbrug bij Keulen. De Economist 4, 282–285 (1855). https://doi.org/10.1007/BF02198900
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02198900