Skip to main content
Log in

De hulpbanken en hare werking, van 1849 tot 1854, in eenige steden van Nederland

  • Over Het Sterken-Drankverbruik
  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Ook Gorinchem en Deventer hebbeu thans hulpbankon , zeer onlangs opgerigt: de eerste door de Loge , de tweede door de Maatschappij van Nijverheid. Zie over Dokkum ,Econ. 1854, p. 326, en Junij 1.1. Red.

  2. De rente welke de beleeners aan de beleenbanken betalen, is voor-zeker hoog, veel te hoog te achten: en niettemin zou men o. i. verkeerd doen, door allecn die hooge geldelijke rente als maatstaf te nemen, voor de opoffering der beleeners. Bij de hulpbanken komt de werkelijk betaalde interest, door de gedeeltelijke aflossingen van de geleende som, bij slot van rekening ook iets hooger dan de nominele; doch door de gemak-kelijke betaling, bij kleine termijnen, wordt dit geheel onmerkbaar. Verg. Economist 1854. p. 151. v. Bij de banken van Leening echter is dit niet alzoo, en heeft men buiten-dien nog een goheel eigendommelijk bezwaar. Indien men een huis in eigendom heeft, kan men dat verhypothekeren (als pand stellen), en er niettemin in blijven wonen; men betaalt slechts de rente der hypotheekschuld. Doch bij roerend goed is dit anders: daar vordert de zckerheid des geld-schieters, dat het stuk goed in zijn feitelijk bezit kome, dus uit de magt des eigenaars die het pand stelt. Gaat men dit nu na, dan heeft men bij de hoogere rente voor de be-leening op pand te betalen, nog te voegen het gemis van bet pand zelve, zoo dikwijls huisraad, kleederen, enz. - dit is nu niet in juiste cijfers te brengen, maar het komt aan de nadeelige zijde der rekening voor den leener. In cijfers zou het uittedrukken zijn als: het gemis der huur-waarde van het voorwerp: en die huurwaarde wordt nu niet door een ander genoten, integendeel, er worden thans kosten van bewaring enz. vereischt voor dat voorwerp, dat anders geen kosten zou vereischen, maar voordeel, genot, zou aanbrengen - daarbij wordt bet thans door niet on-derhoud in waarde verminderd, tervijl het anders, in het huishouden des arbeiders blijvende, van zelve onderhouden wordt. - Dat alles is dus geen verplaatsing alleen, het is zuiver verlies voor de maatschappij, en dit gemis van genot van het voorwerp zelf, is ons steeds voorgekomen een van de aanzienlijke nadeelen van deze beleeningbanken te wezen. Armoede is „het ontberen van materiele noodwendigheden,“ en daaron-der behoort ook buiten twijfel het huisraad: - de beleenbank verarmt dus niet alleeu door hooge interest-betaling en aanlokking tot vertering, maar buitendien is zij noodwendig oorzaak dat de arbeider aan ontbe-ringen gewent: de graad van welstand dien hij anders onontbeerlijk zou achten, wordt bij hem daardoor telkens lager. Red.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Geesink, G.A.J. De hulpbanken en hare werking, van 1849 tot 1854, in eenige steden van Nederland. De Economist 4, 246–254 (1855). https://doi.org/10.1007/BF02198896

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02198896

Navigation