This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.
Literatur
Zie hierna blz. 22
„Vennootschapsrecht en medezeggenschap”, 1950.
„Verleden, heden en toekomst van de naamloze vennootschap”, 1946.
Zie Van der Heyden-Van der Grinten (1955) No. 94.
In onze nieuwe burgerlijke wetgeving („Ontwerp-Meijers”) heeft de regeling der n.v. een plaats gekregen in Boek 2, gewijd aan de „rechtspersonen”, welk boek reeds de beide Kamers der Staten-Generaal heeft gepasseerd (doch nog niet in werking is getreden). Uit deze plaatsing mag echter niet worden afgeleid, dat de „maatschap-constructie” zou zijn losgelaten: de ontwerper heeft zich in het algemeen van het aanbrengen van principiële wijzigingen in de beande wettelijke regeling der n.v. onthouden, zulks met het oog op het feit, dat deze regeling van betrekkelijk recente datum is (zie de Toelichting op het Ontwerp-Meijers blz. 148).
H. R. 21 Januari 1955, N. J. '59, 43. Zie ook de noot van Hijmans van den Bergh onder dit arrest, en de aldaar geciteerde schrijvers, alsmede Löwensteyn, „Wezen en bevoegdheid van het bestuur van de vereniging en de naamloze vennootschap”, proefschrift Amsterdam 1959, blz. 61 e.v.
Resp. H. R. 30 juni 1944, N. J. 465, en 1 April 1949, N. J. 465. Men leze hetgeen omtrent deze arresten werd opgemerkt door Houwing ter Algemene Vergadering Broederschap Cand.-Notarissen in 1959, Bijvoegsel bij W. P. N. R. 4610.
Zie hiervóór blz. 884 noot 3; vgl. ook Kamphuisen, „Het oligarchisch karakter der n.v.”, De Naamloze Vennootschap, jrg. 30, No. 11/12 (Febr./Maart 1953).
Vgl. Van der Grinten, „Het belang van de n.v.” in „De N.V.” jrg. 30, No. 6 (Sept. '52).
Vgl.A. Schadee in „De N.V.” jrg. 32, No 1 (Apr. '54): „De oligarchie..... is veelal een noodzakelijke bescherming van de onderneming, van de belangen van alle aandeelhouders als tegengesteld aan de belangen van de meerderheid in de algemene vergadering”.
Van der Heyden-Van der Grinten (1955) No. 322.
Vgl. omtrent deze mogelijkheid — en de verwerping daarvan — Kamphuisen's recensie van de zesde druk van Van der Heyden-Van der Grinten in „De N.V.” jrg. 34, No. 2 (Mei '56).
Arresten van 9 Januari 1953, N. J. 460, 11 Februari 1955, N. J. '56, 318 en 27 Januari 1956. N. J. 48. Dat men in de procedure, waarop het laatstgemelde arrest betrekking had, bepaaldelijk te ver is gegaan in de in de tekst aangeduide richting, is op overtuigende wijze aangetoond door H. Drion in „De N.V.” jrg. 33, No. 12 (Maart 1956).
Vgl. Van der Grinten, „Het winstbegrip bij de n.v.”, in „De N.V.” jrg. 35, No. 1 (April 1957).
„De miskende commissaris”, in „De N.V.” jrg. 30, No. 3 (Juni 1952).
„Hervormingswensen”, „De N.V.” jrg. 30, No. 11/12 (Febr./Maart 1953).
Zie P. Sanders, „Verantwoording van het bestuur in de publieke n.v.”, Feestbundel Cleveringa (1952), blz. 329 e.v.
Naar gelang der omstandigheden zou in de gedachtengang der commissie de categorie der betrokken ondernemingen nog kunnen worden uitgebreid door bij A. M. v. B. voor bepaalde bedrijfstakken de laatstgenoemde grens nog lager te stellen, echter onder geen omstandigheden lager dan twee honderd werknemers (bl. 139/140).
Dat dit inderdaad de bedoeling is, schijnt ook af te leiden uit de opmerking (blz. 157), dat „het hier immers beslissingen betreft, die in belangrijke mate de financiële mogelijkheden van het bedrijf bepalen op het punt van verdere expansie....”.
Additional information
Naar aanleiding van het door de Dr. Wiardi Beckman Stichting in 1959 gepubliceerde rapport getiteld „De hervorming van de onderneming”.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Van Oven, A. Het N.V.-Recht En De Zelfstandigheid Van De Ondernemer. De Economist 109, 878–905 (1961). https://doi.org/10.1007/BF02193895
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02193895