Skip to main content
Log in

Bijdragen Tot De Geschiedenis Van Het Centrale Bankwezen

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

References

  1. A. Courtois,Histoire de la Banque de France, Paris 1875, blz. 91–93.

  2. Zie G. Ramon,Histoire de la Banque de France, Paris 1929, blz. 17 e.v. Vgl. deStatuts primitifs van de Bank, inLois et statuts qui régissent la Banque de France, Paris 1926, blz. 3 e.v., zomede het decreet van 28 nivôse, an VIII (18 januari 1800), aldaar, blz. 1–2.

  3. Ramon, t.a.p., blz. 29.

  4. Zie de wet van 14 april 1803 inLois et statuts, blz. 12 e.v. Interessante bijzonderheden over haar totstandkoming zijn te vinden bij R. Bigo,La Caisse d'Escompte (1776–1793) et les origines de la Banque de France, Paris (1927), blz. 245 e.v. Vgl. ook Ramon, t.a.p., blz. 48 e.v.

  5. Zie de wet van 22 april 1806 inLois et statuts, blz. 20 e.v. Vgl. Ramon, t.a.p., blz. 75 e.v.

  6. Art. 10 van deStatuts Jondamentaux; Lois et statuts, blz. 30–31.

  7. Ramon, t.a.p. blz., 100.

  8. Ibidem, blz. 101–02; Courtois, t.a.p., blz. 106; 118.

  9. Courtois, blz. 118–19; 133 e.v.; 142.

  10. Zie de wet van 30 juni 1840 in Lois et statuts, blz. 55–57. Vgl. Ramon, t.a.p., blz. 183 e.v.

  11. Ramon, t.a.p., blz. 211–13. Zie voor de wet van 10 juni 1847,Lois et statuts, blz. 67–68.

  12. Ramon, t.a.p., blz. 223–25.

  13. Ibidem, blz. 226–28.

  14. Zie het decreet inLois et statuts, blz. 69–71.

  15. Decreet van 25 maart 1848;Lois et statuts, blz. 72–74.

  16. Zie de decreten van 27 april en 2 mei 1848 in Lois et statuts, blz. 77–83. Vgl. Ramon t.a.p., blz. 228– 31.

  17. Lois et statuts, blz. 84.

  18. Ramon, t.a.p., blz. 246; Courtois, t.a.p., blz. 186.

  19. Lois et statuts, blz. 85–86; Ramon, t.a.p., blz. 246–47.

  20. Lois et statuts, blz. 90–94.

  21. Ibidem, blz. 106–07.

  22. De laatste van deze drie verhogingen had plaats bij een wet van 15 juli 1872;Lois et statuts, blz. 117.

  23. Lois et statuts, blz. 114.

  24. Ibidem, blz. 120–21.

  25. Ramon, t.a.p., blz. 389–90.

  26. Wet van 5 augustus 1914;Lois et statuts, blz. 199–200.

  27. Lois et statuts, blz. 302.

  28. Vgl. Ch. Rist,Histoire des doctrines relatives au crédit et à la monnaie, Paris 1938, blz. 223 e.v.; W. Scharling,Bankpolitik, Jena 1900, blz. 162 e.v.

  29. De geciteerde woorden zijn ontleend aan L. Wolowski,La question des banques, Paris 1864, blz. 9.

  30. (N.F.) Mollien,Mémoires d'un ministre du Trésor public, uitgave Paris 1898, I, blz. 447 e.v.; 461 e.v.

  31. Ibidem, II, blz. 475 e.v. De tekst zelf staat afgedrukt bij Wolowski, t.a.p., blz. 83 e.v.

  32. Zie met nameMémoires, I, blz. 336 e.v. Vgl. over Mollien, Wolowski, t.a.p., blz. 38 e.v.; Rist, t.a.p., blz. 71 e.v.; en over denote du Havre ook Ramon, t.a.p., blz. 102–04.

  33. Mollien,Mémoires, I, blz. 462.

  34. Ibidem, II, blz. 477.

  35. Ibidem, I, blz. 470 e.v.

  36. Ibidem, II, blz. 481.

  37. J. B. Say,Traité d'économie politique, blz. 311–12. Ik citeer naar de zesde editie, Paris 1841.

  38. J. B. Say,Cours complet d'économie politique pratique, I, blz. 475. Ik citeer naar de tweede uitgave, Paris 1840.

  39. Het in den tekst vermelde omtrent het rapport van Rossi is ontleend aan Wolowski, t.a.p., blz. 149 e.v. Wolowski geeft, aan de hand van tal van citaten, een uitvoerig overzicht van den inhoud van het stuk.

  40. Zie de tabel bij Wolowski, t.a.p., blz. 570.

  41. Courtois, t.a.p., blz. 215 e.v.

  42. Art. 8 van genoemde wet. ZieLois et statuts, blz. 92.

  43. Zie over hetCrédit Mobilier en over de verwikkelingen inzake de Bank van Savoye, Courtois, t.a.p., blz. 206 e.v.; 240 e.v.; Ramon, t.a.p., blz. 293 e.v.; JaarverslagBanque de France over 1864 (uitgebracht eind januari 1865), blz. 19. Vgl. ook J. Plenge,Gründung und Geschichte des Crédit Mobilier, Tübingen 1903.

  44. Ch. Coquelin,Du crédit et des banques, Paris 1848, blz. 48.

  45. Ibidem, blz. 184.

  46. Ibidem, blz. 193.

  47. Ibidem, blz. 226.

  48. Zie over Courcelle-Seneuil,Encyclopaedia of the Social Sciences, IV, blz. 510–11. Aantekening verdient dat Courcelle-Seneuil in zijnTraité onderscheid maakt tussenbanques du commerce en banques de circulation. Met deze terminologie was hij zijn tijd vooruit. Tot omstreeks 1870 bezigde men in Frankrijk het woordbanques over het algemeen alleen voor circulatiebanken. DeBanque de France was op dit stuk langen tijd bijzonder strikt. Zij zag zeer ongaarne dat kredietinstellingen die niet het recht van biljettenuitgifte bezaten, zichbanques noemden. Wettelijke voorschriften hieromtrent bestonden niet; maar het was bekend dat de oprichters van een kredietinstelling, wilden zij deBanque de France niet tegen zich innemen, verstandig deden in de benaming van hun onderneming het woordbanque te vermijden.

  49. J. G. Courcelle-Seneuil,Traité théorique et pratique des opérations de banque, Paris 1853, blz. 291.

  50. Ibidem, blz. 294.

  51. Courcelle-Seneuil, in deIntroduction bij de uitgave 1859 van het boek van Coquelin, blz. 31.

  52. De Economist, 1964, blz. 315.

  53. InThe Economist van 29 mei 1847 (blz. 602) en in zijnCapital, Currency and Banking van 1847 had Wilson geschreven (blz. 196 van de uitgave 1859): „With the present views entertained by the public in England, ... and the general state of our banking business, we would not advocate the introduction of this system (van vrije werkzaamheid, en concurrentie, ook in het bankwezen), however unobjectionable it may be in principle and however well it might have answered, had it been sufficiently long in operation to acquire the confidence of the people, and to produce such establishments as those possessed by Scotland.”

  54. Dat Courcelle-Seneuil een of meer van de publicaties van Wilson heeft gekend, is niet aan twijfel onderhevig. Zie de noot op blz. 177 van zijnTraité (editie 1853).

  55. Courcelle-Seneuil,Traité, blz. 296.

  56. Zie over Chevalier,Nouveau dictionnaire d'économie politique, I, blz. 410–16; Palgrave'sDictionary, le dr., I, blz. 275–77;Encyclopaedia of the Social Sciences, III, blz. 371.

  57. L. Wolowski,La Banque d'Angleterre et les banques d'Ecosse, Paris 1867, blz. 189–249.

  58. Wolowski,Banque d'Angleterre et banques d'Ecosse, blz. 215–16.

  59. Zie over Horn, Palgrave'sDictionary, le dr., II, blz. 330–31;Encyclopaedia of the Social Sciences, VII, blz. 460–61.

  60. I. E. Horn,La liberté des banques, Paris (1866), blz. 451.

  61. De hoofdpunten van Horn's betoog staan op tamelijk overzichtelijke wijze vermeld in het resumé, door den schrijver zelf op het einde van zijn boek (blz. 447 e.v.) van zijn beschouwingen gegeven.

  62. Zie over hem,Nouveau dictionnaire d'économie politique, II, blz. 1192–94; Palgrave'sDictionary, le dr., III, blz. 671–72;Encyclopaedia of the Social Sciences, XV, blz. 437.

  63. Vijfentwintig stukken, die te zamen 165 bladzijden beslaan en onder het hoofdDocuments achterin het boek zijn afgedrukt. De reeks begint met de wet van 24germinal, an XI (14 april 1803) en eindigt met de verkorte belans van deBanque de France per 12 mei 1864.

  64. Wolowski, Question des banques, blz. 173. Cursivering in het origineel.

  65. Zijn destijds gehouden rede staat afgedrukt in het boekje dat ik hier bespreek: blz. 162 e.v.

  66. Ad. d'Eichthal,De la monnaie de papier et des banques d'émission, Paris 1864, blz. 24.

  67. Ibidem, blz. 17.

  68. Coullet was in 1865Administrateur-adjoint van deCompagnie des services maritimes des Messageries impériales. Ik vermoed dat hij tevens correspondent te Parijs was van het Britse weekbladThe Economist. Vast staat dat hij als tolk fungeerde bij het verhoor van den hoofdredacteur van dat blad, Walter Bagehot, voor de enquète van 1865 dic hieronder ter sprake komt.

  69. P. J. Coullet,Etudes sur la circulation monétaire, la banque et le crédit, Paris 1865, blz. 81.

  70. Ibidem, blz. 100.

  71. Ibidem, blz. 96–97.

  72. Ibidem, blz. 97.

  73. Ibidem, blz. 104.

  74. Men bespeurt dat het woordbanque in geen der benamingen van de genoemde inttellingen voorkomt. Zie noot 48supra.,

  75. W. Bagehot,Lombard Street, editie 1892, blz. 78.

  76. Ramon, t.a.p., blz. 383.

  77. Lois et statuts, blz. 118–19.

  78. Zie voor de ontwikkeling van het handelsbankwezen in Frankrijk, A. Treep,De betrekkingen tusschen banken en industrie in Frankrijk (uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut), Haarlem 1934; H. Schmidt,Die Struktur der französischen Bankwirtschaft, Jena 1940; R. Bigo,Les banques françaises au cours du XIXme siècle, Paris 1947.

  79. H. Thornton,An Enquiry into the Nature and Effects of the Paper Credit of Great Britain, London 1802, blz. 211.

  80. ZieDe Economist, 1964, blz. 316; in het algemeen over Thornton, Palgrave'sDictionary, le dr., III, blz. 537; en over zijnEnquiry, De Jong, inDe Economist, 1923, blz. 169 e.v.

  81. ZieAppendix B bij Clapham,Bank of England, II blz. 429 e.v. Gemiddeld bedroeg in 1864 het disconto van de Bank of England 7,35 procent.

  82. Zie voor de petities van de zijde van het bedrijfsleven en voor het adres van deBanque de France, het (aanstonds in den tekst nader te noemen) verslag van de enquéte, dl. I, blz. 2 e.v. De woorden uit het adres van de Bank geciteerd, staan op blz. 5. Vgl. ook JaarverslagBanque de France over 1864 (uitgebracht eind januari 1865), blz. 19.

  83. Verslag van de enquéte, dl. I, blz. 6–7.

  84. Zie den tekst van hetquestionnaire in het verslag van de enquéte, dl. I, blz. 9–12.

  85. De notulen van de verhoren van Courcelle-Seneuil, Horn en Wolowski zijn in het verslag van de enqu ête te vinden, respectievelijk in dl. III, blz. 1 e.v.; dl. I, blz. 551 e.v.; 681 e.v.; en dl. II, blz. 167 e.v.; 349 e.v.; 453 e.v. Het schrijven van Coullet staat in dl. V, blz. 33 e.v.

  86. Zie voor den brief van Mees, deel V van het verslag van de enquête, blz. 715 e.v. 88 Zie voor de notulen van het verhoor van Bagehot, deel I van het verslag der enquête, blz. 18 e.v. De geciteerde woorden staan op blz. 26.

  87. Voor het verhoor van Emile Péreire zie het het verslag van de enquéte, dl. I, blz 601 e.v. Een overzichtelijk resumé van het „requisitoir” geeft Ramon, t.a.p., blz. 302-03.

  88. De gedelegeerden van deBanque de France werden tweemaal door den Conseil gehoord. Zie voor hun verhoren het verslag van de enquête, dl. II, blz. 651 e.v.; dl. III, blz. 65 e.v.

  89. Een volledige opsomming der conclusies van denConseil is te vinden bij Ramon, t.a.p., blz. 306– 07.

  90. JaarverslagBanque de France over 1868 (uitgebracht eind januari 1869), blz. 28.

  91. Lois et statuts, blz. 160 e.v.

  92. JaarverslagenBanque de France over 1884, blz. 9; 1885, blz. 10; 1886, blz. 10; 1887, blz. 9.

Download references

Authors

Additional information

Vervolg van het artikel in de aflevering van mei, blz. 289 e.v.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

De Jong, A.M. Bijdragen Tot De Geschiedenis Van Het Centrale Bankwezen. De Economist 112, 545–589 (1964). https://doi.org/10.1007/BF02192890

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02192890

Navigation