Skip to main content
SpringerLink
Log in

Economie, wetenschap en kunst

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Log in via an institution

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Institutional subscriptions

References

  1. T. C. Koopmans, Three Essays on the State of Economic Science, New York, 1957, pag. IX.

  2. Vgl. de uitspraak van B. Russell dat “..., much too much emphasis had been laid upon experience, and that therefore, empiricism as a philosophy must be subjected to important limitations”, in Basic Writings of Bertrand Russell, Londen 1962, pag. 647. Ook H. J. Pos in Filosofie der wetenschappen, 1953, pag. 32: “Alle ervaring veronderstelt een verband van theorie, waarin ze past”.

  3. Vgl. ook J. A. Schumpeter, Economic Doctrine and Method, Londen 1957, pag. 13 en dezelfde History of Economic Analysis, Londen 1961, pag. 55.

  4. John Locke, The works of John Locke, Londen 1740, deel II.

  5. Vgl. bv. de door Letwin vermelde Sir Dudley North in zijn: The Origins of Scientific Economics, pag. 182 e.v.

  6. J. J. A. Mooij, Over de methodologie van het interpreteren van literaire werken, Forum der Letteren, augustus 1963, pag. 143 e.v.

  7. Zie bv. G. E. Langemeijer, Inleiding tot de studie van de wijsbegeerte des rechts, Zwolle 1956, pag. 296.

  8. J. Rombach, Opmerkingen over Rechtswetenschap en Logica, 1963. Vgl. ook R. A. V. van Haersolte, De Rechtswetenschap als normatieve maatschappijwetenschap, Nederlands Juristenblad 1964, pag. 842–849 en zijn oratie te Rotterdam, Meervoud der Vrijheid.

  9. G. C. J. J. van den Bergh, Themis en de Muzen, De functie van de gebonden vormen in het recht, 1964, pag. 148.

  10. Zie ook T. W. Hutchison, Positive Economics and Policy Objectives, Londen 1964, pag. 26 e.v.

  11. Nassou W. Senior, Statistical Science, opgenomen in Essays in Economic Method, uitgegeven door R. L. Smyth, New York 1963.

  12. S. van Houten, De Staathuishoudkunde als wetenschap en kunst, Groningen 1866.

  13. Ch. Coquelin, Économie Politique in Dictionnaire de l'Économie Politique, Brussel 1853, pag. 711 e.v.

  14. Deze inhoud is ook buiten de economie gebruikelijk. Zie daarvoor K. Kuypers, Wetenschap en Kunde, Utrecht 1951.

  15. John Stuart Mill, Autobiography, 1873, pag. 246. In oudere werken van Mill komt de onderscheiding wel expliciet voor.

  16. J. von Neumann, Über ein ökonomisches Gleichungssystem und eine Verallgemeinerung des Brouwerschen Fixpuntsatzes, Ergebnisse eines mathematischen Kolloquiums, 1937. Zie ook “A Model of General Economic Equilibrium”, Review of Economic Studies, 1945.

  17. Deze stelling is bv, geformuleerd in G. Debreu, Theory of Value, An Axiomatic Analysis'of Economic Equilibrium, New York 1959, pag. 26. Verder in de voortreffelijke inleiding tot de topologie van J. G. Hocking en G. S. Young, Topology, Londen 1961, pag. 272.

  18. J. G. Koopmans, De mogelijkheid van een meervoudig economisch evenwicht, De Economist 1932, pag. 679 e.v., 766 e.v. en 841 e.v.

  19. Onlangs sprak zich in deze geest Van de Klundert nit in zijn artikel Bouwen aan een groeitheorie, in De Economist 1963, pag. 745.

  20. Vgl. bv. de uitspraak van J. S. Cramer over de moderne axiormatische formuleringen van de theorie van het consumentengedrag: “In zijn wiskundige uitwerking is de theorie wel erg abstract en ze beweegt zich strikt genomen in een lege ruimte die in de economische realiteit zijn weerga niet heeft”. Het onderzoek van het consumentengedrag, De Economist 1962, pag. 234.

  21. Aan deze eisen voldoet bv. niet de in mijn proefschrift ontwikkelde oligopolie-theorie. De prijsvorming van consumptiegoederen op monopolistische en oligopolistische markten, Leiden 1960.

  22. Zie voor het begrip cummutatief diagram, J. G. Hocking en G. S. Young, Topology, Londen 1961, pag. 251 e.v.

  23. A. Heertje, Prijstheorie en prijspolitiek van de overheid, De Economist, 1962, pag. 337.

  24. Een fraaie uitwerking van dit criterium geeft A. D. De Groot, Methodologie, Den Haag 1961.

  25. A. G. Papandreou, Economics as a Science, New York 1958. Vgl. ook het artikel van J. J. Klant, Een nieuwe visie op de economie als wetenschap, De Economist 1959, 1959, pag. 613 e.v.

  26. In deze geest ook Robert Brown, Explanation in Social Science, Chicago 1964, speciaal deel 2.

  27. S. Schoeffler, The Failures of Economics: A Diagnostic Study, Cambridge 1955, pag. 155.

  28. K. Diehl, Privatwirtschaftslehre, Volkswirtschaftslehre, Weltwirtschaftslehre, Jahrbücher für Nationalökonomie und Statistik, 1913, pag. 433 van de 46e band. Geciteerd bij A. Sternheim, Proeve van onderzoek naar bedrijfshuishoudkundige tendenzen, Amsterdam 1921, pag. 12.

  29. R. Slot, Kostenvariabiliteit en variabele kostencalculatie (Direct Costing), Leiden 1962.

  30. J. A. Geertman, De leer van de marginale kostprijs, Amsterdam 1949.

  31. J. E. Vleeschouwer, Economische rekenvormen, 's-Gravenhage 1949.

  32. J. Kreiken, Objectieve winstberekening, Haarlem 1957. Het is belangwekkend eveneens kennis te nemen van de door de ontwikkeling achterhaalde kritische bespreking van dit boek door G. L. Groeneveld in De Economist van 1958, pag. 401 e.v.

  33. Th. Limperg Jr., De betekenis der bedrijfshuishoudkunde als wetenschap, Accountancy, 18e jaargang 1920, no. 191, pag. 1.

  34. Vgl. de opmerking van M. Glansdorff: “L'ingenieur économique — l'homme de l'art — existe déjà, mais il doit travailler encore beaucoup trop dans l'empirisme et selon des doctrines, plûtot que selon des theéries scientifiques comparables à celles que possède la physique”. M. Glansdorff, Introduction à l'étude de l'économie expérimentale, Brussel 1962, pag. 15.

  35. A. A. Cournot, Revue Sommaire des Doctrines Economiques, Parijs 1877, pag. 339.

  36. Bv. J. K. Galbraith, Politieke Economie, Utrecht 1964. De titel is de vertaling door J. Pen van “The Liberal Hour”.

  37. Bv. E. Zahn, Leven met de welvaart, Amsterdam 1962 en M. van de Vall, De vakbeweging in de welvaartsstaat, Meppel 1964.

  38. Zie bv. P. Hennipman, Doeleinden en criteria der economische politiek, in Theorie van de economische politiek, Leiden 1962, pag. 20 e.v.

  39. J. S. Mill, Principles of Political Economy with some of their applications to social philosophy, edited with an introduction by W. J. Ashley, New York 1909, pag. 749.

  40. Zo is het niet uitgesloten dat de door Sauermann en Selten ontwikkelde theorie ter verklaring van het gedrag van de ondernemers ook kan worden benut om het gedrag van de overheid te verklaren. Vgl. H. Sauermann en R. Selten, Anspruchsanpassungstheorie der Unternehmung, Zeitschrift für die Gesamte Staatswissenschaft, 1962, pag. 577 e.v.

  41. A. Heertje, On the Optimum Rate of Savings, Weltwirtschaftliches Archiv, 1963, pag. 42.

  42. Zie ook Pierre Dieterlen, L'ideélogie économique, Parijs 1964 en J. Robinson, Economic Philosophy, Londen 1962. Verder J. A. Schumpeter, Science and Ideology, The American Economic Review, 1949, pag. 345 e.v.

  43. Verwant met deze conclusie is de beschouwing van Marshall over de rol van de “imagination” in de economie. A. Marshall, Principles of Economics, achtste druk, 1922, pag. 42 e.v. Blijkens een opmerking van Keynes vond Planck het moeilijke van de economie gelegen in “the amalgam of logic and intuition”. J. M. Keynes, Essays in Biography, Londen 1961, pag. 158.

Download references

Authors
  1. A. Heertje
    View author publications

    You can also search for this author in PubMed Google Scholar

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Heertje, A. Economie, wetenschap en kunst. De Economist 112, 737–752 (1964). https://doi.org/10.1007/BF02192884

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02192884

Search

Navigation