Skip to main content
Log in

De Handelscrisis van 1907

Voordracht, gehouden den 10en Februari 1908 in de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Afdeeling Letterkunde

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Jevons, Investigations, p. 215, 226.

  2. t. a. p. bl. 239 en vlg.

  3. Het verdient de aandacht dat Lord Overstone zijn opeenvolging niet in verband bracht met kalenderjaren. Daarentegen Jevons deed dit wel. Hij deelde aldus den kringloop in (Political Economy, Londen, 1884):

  4. Eveneens is in het buitenland de toeneming van naamlooze vennootschappen en van commanditaire vennootschappen op aandeelen in de laatste jaren belangrijk geweest. De statistische gegevens hieromtrent vindt men — hoewel jammer genoeg vrij onvolledig — in den 40en jaargang, 2e band (1907) van het door Rudolf Hanel uitgegeven Finanzielles Jahrbuch für Oesterreich-Ungarn, den titel dragende van Compass, bl. XLVI van het algemeen overzicht. Van den algemeenen gang is slechts ééne afwijking te bespeuren, namelijk de vermindering, aanvankelijk, sedert 1873 (Wiener Krach!) der vennootschappen in Oostenrijk. Aantal naamlooze vennootschappen in eenige staten 1873–1902: In het Duitsche Rijk is door het rijksbureau voor statistiek een telling gehouden naar den toestand op 31 December 1906. De ouderdom der vennootschappen volgens die telling blijkt uit het volgende:

  5. Men zie bij Edward Jones (Economic crises, p. 196) een fijne analyse van dit onderwerp, ontleend aan Arthur Crump's Theory of Stock Exchange-speculation, p. 52, 53, en aan den Spectator, Oct. 4, 1873.

  6. Men zie het opstel van den heer G. M. Boissevain (Economist, Maart 1907) de geldmarkt op het einde van 1906. Veelbeteekenend eindigde dat opstel aldus (bl. 226): „De groote vraag „is nu of de algemeene spanning aan de geldmarkten als de „voorbode beschouwd moet worden eener ernstige crisis.” Minder bezorgd was de heer Rozenraad (Economist Jan. 1907, bl. 50). In het Bulletin de Statistique et de législation comparée van Januari 1907, bl. 86, vindt men het volgende overzicht der discontowijzigingen bij circulatiebanken in 1906:

  7. Vgl. Economist, April 1907, bl. 332; en ook G. M. Boissevain, Economist, Maart 1907, bl. 188.

  8. Op dit raadsel wees reeds de heer G. M. Boissevain, Economist, Maart 1907, bl. 188.

  9. Economist, Maart 1907, bl. 206.

  10. Max Wirth, Geschichte der Handelskrisen, Einleitung bl. XIII (Frankfurt a. M. 1874).

  11. Vgl. Mr. N. G. Pierson, de Crisis van 1873 (de Gids, Juli 1878).

  12. Vgl. H. Loehnis, Der Marasmus in Handel und Industrie, (London, 1877), bl. 71.

  13. Opgaaf van Neumann—Spallart, t. a. p., bl. 273.

  14. t. a. p. Inleiding, bl. XXIII.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

de Bourouill, D. De Handelscrisis van 1907. De Economist 57, 117–151 (1908). https://doi.org/10.1007/BF02128775

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02128775

Navigation