This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.
Literatur
Later is zijne instructie gewijzigd en hem opgedragen vooreerst slechts lijsten van die stukken te maken. Zie Notulen van is Instituuts bestuursvergadering van 15 Mei 1897 in de 1e afl. der «Bijdragen» voor 1898.
Z. b. v. p. 19, 45 enz.
Zie Economist van Juli 1896, p. 588.
Of het in zijn plan lag daarbij ook te spreken over de landen buiten den Archipel, waarmede de O. I. C. betrekkingen onderhield, blijkt niet. Waarschijnlijk was dit echter wel zijn voornemen. Wat onze betrekkingen met China betreft, is die taak nu, blijkens het hierboven gezegde, overgenomen door den heerW. P. Groeneveldt. Wat onze betrekkingen met Perzië betreft, zou de geschiedschrijver zeer belangrijke gegevens aantreffen in het zoo interessant, van groote belezenheid getuigend, artikel door den heerA. Hotz, «Perzië. Overzicht van in de Nederlandsche «taal uigegeven werken, gevolgd door een opgave van de voornaamste buitenlandsche schrijvers», geplaatst in deel 14, 1897, p. 713, van het «Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap.»
Waarover zie m. K. Kroniek in «de Economist» van Febr. 1878, Maart 1881, Juli 1895 en Maart 1896.
Zie «Bijdragen» p. 608.
Niet geheel volledig. Blijkens p. 330 en 333 toch loopt het register van 1627 slechts tot 22 Angustus en het anders ingerichte van 1628 van 1 Juni tot 4 November. Het op p. 391 aanvangend, van Juni tot October loopende Dagregister van 1629 betreft alleen «de geschiedenissen in de stadt Batavia gedurende de belegeringe ao 1629», eindigende met het opbreken van des Matarams leger.
Schrijver o. a. van het werk: «De Patriottentijd, hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden.» 's Hage, Nijhoff, waarvan twee deelen, loopende van 1776–1786, verschenen.
Kortelijk aangekondigd in «de Ind. Gids» van October, jl., p. 1353.
Het is echter bekend genoeg, de vroeger in onze Kroniek besproken werken van Snouck Hurgronje, de Groot, Steinmetz en anderen bewijzen het, dat het reeds meermalen voorkomt dat Nederlanders hunne werken in eene der drie wereldtalen: Fransch, Duitsch of Engelsch, schrijven. De wensch dat dit meer geregeld mocht plaats hebben, opdat de vruchten der studiën van Nederlandsche geleerden en onderzoekers beter ter algemeene kennis zouden komen, werd ook geuit door Dr.C. Snouck Hurgronje in eene ter bestuursvergadering van het Bataviaasch Genootschap van 1 Juni 1897 (zie Notulen p. 60) voorgelezen Nota, welke in eene volgende vergadering nader in behandeling zou worden genomen. Welk besluit werd genomen, is ons nog onbekend. Maar wordt aan het denkbeeld gevolg gegeven, dan zal de heer Leclercq dit zeker met belangstelling vernemen. En meerderen met hem.
Door Keuchenius daarentegen verdedigd. Zie de noot op p. 6 van den overdruk van van Limburg Stirum's zoo lezenswaardig betoog: «Mr. L. W. C. Keuchenius, Proeve van een karakterschets», «Ind. Gids» April en Mei 1896 (door ons besproken in «de Econ.» v. Aug. '96, p. 612).
O. a. aan zijn in «de Econ.» van Jan. '96, p. 62 besproken: «The financial and econ. progress and condition of Neth.-India» enz.
Z. daarover de «Economist» van Mei 1887, p. 553. Komt het, eindelijk, tot eene regeling, dan zal o. a. te letten zijn op het zoo. belangrijk rapport over landbouwkrediet, uitgebracht in de vergadering van het Landbouw-comité van 17 Februari jl. en de daarover toen gevoerde discussiën. Zie o. a. «het Vaderland» van 18 en 19 Februari.
Zie «Economist» Juli '91, p. 504 en «Themis» '92, p. 181.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Quarles van Ufford, J.K.W. Koloniale Kroniek. De Economist 47, 189–237 (1898). https://doi.org/10.1007/BF02127820
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02127820