The autumn leafroller: Phenology, damage and parasitoids in a Dutch apple orchard

Abstract

The phenology of the autumn leafroller,Syndemis musculana, a local pest of apple, was studied in order to forecast larval emergence. From 1983–1986, peak flight as determined with sexpheromone traps was always between 13–18 May. The duration of embryonic development was determined at various constant temperatures and used to estimate the periods of egg hatch in these four years. Each year, most eggs should have hatched in the second decade of June.

Differences in attack rates between apple cultivars seem to be explained largely by the variation in picking time. Larvae are only half grown at the beginning of harvest (cv. James Grieve), and have gone into hibernation when the latest variety (cv. Golden Delicious) is picked. Moreover, the varieties Cox's Orange Pippin and Belle de Boskoop, picked about half time, are liable to receive additional damage by caterpillars brought with the picked fruits into storage.

Various hymenopterous parasites were reared from caterpillars. As the only leafroller in the orchard which hibernates as mature larva,S. musculana may promote winter survival of some parasitoids, like the eulophidColpyclypeus florus.

Samenvatting

De fenologie van de herfstbladroller (Syndemis musculana Hübner), een incidentele plaag op appel, werd nader bepaald met het doel het uitkomen van de eieren te kunnen voorspellen. In 1983–1986 viel de piekvlucht, bepaald met behulp van feromoonvallen, steeds tussen 13 en 18 mei.

De ontwikkelingsduur van de eieren bij verschillende constante temperaturen werd gebruikt om de periode van uitkomen te schatten. De meeste eieren zullen ieder jaar in de eerste helft van juni uitkomen.

Geconstateerde verschillen in schade tussen appelrassen blijken goeddeels terug te voeren op verschillen in pluktijdstip. De rupsen van de herfstbladroller zijn pas half-was als de eerste appels eind augustus geplukt worden, terwijl tegen het einde van de oogst begin oktober de meeste al in winterslaap zijn. Met name tussentijdse rassen, als Cox's Orange Pippin and Schone van Boskoop, lopen extra schade op doordat grotere rupsen met de geplukte vruchten in de kist terecht komen.

Uit de rupsen werden negen, al van andere boomgaardbladrollers bekende, sluipwespen gekweekt, Omdat deze bladrollersoort, als enige in de boomgaard, als volgroeide rups overwintert, lijkt zij bij uitstek geschikt als winterwaard.