Samenvatting
Het is bij de bestrijding van de koolzaadsnuitkever van belang een inzicht te hebben in de weersomstandigheden, welke gunstig zijn voor het vliegen van de koolzaadsnuitkever. Drie methoden van onderzoek werden toegepast. Met de netvangmethode werden populatietellingen in koolzaadvelden gedaan. Uit de populatiestijging in het voorjaar kon worden vastgesteld, dat de invasies van het koolzaadveld plaats vinden bij temperaturen boven ongeveer 15°C en bij windsterkten van 2 Beaufort of zwakker. Met de gele vangbak werden door dagelijkse waarnemingen kevervluchten geregistreerd. Door de dagen, wat temperatuur en windsterkte betreft, te karakteriseren door hun maximum temperatuur en hun minimum windsterkte werd een indruk verkregen over de vliegactiviteiten van de kevers bij verschillende temperaturen en windsterkten. Hoge temperaturen en zwakke wind blijken gunstig te zijn voor het vliegen. De hoge temperatuur kan gedeeltelijk het nadelig effect van sterkere wind te niet doen en zwakkere wind kan het nadeel van lagere temperaturen gedeeltelijk opheffen. Grote vluchten treden echter vooral op bij temperaturen van 20–25°C en windsterkten van 2 Beaufort of zwakker. Met de gele vangpaal werden eveneens waarnemingen gedaan, waarvan de resultaten niet afweken van die van de vangbak.
Summary
Field observations were made on the flight activity of the cabbage seedpod weevil,Ceuthorrhynchus assimilis Payk. at various temperatures and wind speeds.
-
1.
Population counts made in colza fields by sweeping a net showed the invasion periods.
-
2.
The daily flight activity was registered with a yellow Moericke trap.
-
3.
The flights were registered with a yellow sticky trap.
These three methods gave similar results. A high temperature (over 15°C) and a low wind speed (2 degrees Beaufort or less) are most favourable for weevil flights. A high temperature may reduce the detrimental effect of a higher wind speed while low wind speeds reduce the detrimental effect of low temperatures.
The highest flight activity was observed at temperatures between 20–25°C and a wind speed of 2 degrees Beaufort or less.
Similar content being viewed by others
Literatuur
Johnson, C. G.—1950—The comparison of suction trap, sticky trap and townet trap for the quantitative sampling of small airborne insects. Ann. Appl. Biol. 37: 268–285.
Moericke, V.—1953—Wie finden geflügelte Blattläuse ihre Wirtspflanze? Mitteilungen a. d. Biol. Zentr. anst. f. Land- und Forstw. schaft 75: 90–97.
Veenenbos, J. A. J.—1953—Bestrijdingsproeven tegen enkele voor koolzaad schadelijke insecten. Tijdschr. o. Plantenz. 59: 35–51.
Author information
Authors and Affiliations
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Ankersmit, G.W., van Nieukerken, H.D. De invloed van temperatuur en wind op het vliegen van de koolzaadsnuitkeverCeuthorrhynchus assimilis Payk . Tijdschrift Over Plantenziekten 60, 230–239 (1954). https://doi.org/10.1007/BF01981743
Received:
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF01981743