A philospohy of pest control —A biological approach to new pesticide developments

Abstract

The influences on pest control that are external to the pesticide industry are discussed first. The complexity of the interrelationship between the five main parties to the pesticide controversy (the farmer, the public, the pesticide manufacturer, wild life interests and the government) explains in some measure the intensity of the controveersy itself. It is to be hoped that with increasing knowledge all parties will be able to move together along an agreed, optimum course.

The responses within pest control in general, and the pesticide industry in particular, to these external influences are then discussed. Existing pest control practices largely utilise control at the level of the individual. Much current research relates to population control procedures. The pesticide industry is concerned with innovations relating to the mode of action of conventional insecticides as well as to new ways of using chemicals to control insect populations. It is suggested the long term success of population control procedures depends as much on the provision of appropriate organisasuccess of population control procedures depends as much on the provision of appropriate organisational requirements as on solving the technical problems.

Finally, the likely future couse of pest control is considered. It is suggested that over the next 10 years or more the major burden of pest control will continue to fall on the pesticide industry much as at present. The first innovations, over the period 5–15 years hence, are likely to concern conventional pesticides with novel modes of action. Population control procedures will gradually become established and this process will accelerate over the period 10–20 years hence and beyond. However, full benefit from such procedures will only accrue if organisatonal requirements have been met.

Samenvatting

De invloed van groeperingen buiten de industrie op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen wordt besproken. De gecompliceerde betrekkingen tussen de vijf belangrifjkste groepen, betrokken bij de controverse over het gebruik van deze middelen (boer, consument, fabrikant,natuurbeschermers en regering), verklaren tot op zekere hoogte de felheid van de tegenstellingen. Gehoopt wordt, dat met het toenemen van onze kennis, alle partijen in staat zullen zijn tot overeenkomst te komen. De reacties, in het bijzonder van de industrie, worden besproken.

De bestaande bestrijdingsmethoden zijn grotendeels gericht op het zo volledig mogelijk verdelgen van de schadelijke individuen, maar veel lopend onderzoek is thans gericht op het onder controle houden van de populatie, zondere naar volledige uitroeiing te streven. Het succes hiervan zal afhangen van het voldoen aan organisatorische eisen en aan het oplossen van de technische problemen. De industrie houdt zich zowel bezig met het verbeteren van de conventionele bestrijdingsmiddelen als met het vinden van nieuwe wegen om chemicaliën te gebruiken.

Ten slotte worden enige beschouwingen gegeven over de vermoedelijke gang van zaken in de toekomst. Verwacht wordt dat voor de komende 10 of meer jaren de zorg voor de bestriijding evenals thans voornamelijk op de industrie zal drukken. De eerste vernieuwingen zullen over 5–15 jaar vermoedeljik betrekking hebben op conventionele bestrijdingsmiddelen met nieuwe werkingsmechanismen. Nieuwe methoden zullen geleidelijk in gebruik komen over een periode van 10–20 jaar, en zullen daarna snel in invloed toenemen. Men zal hiervan evenwel pas kunnen profiteren als aan de organisatorische eisen is voldaan.