Abstract
The existence of a genetical relation between the precocity of the parents and the length of the juvenile period of their progeny suggested a similar relation between precocity in the juvenile and in the adult phase of a seedling. This was confirmed in a trial with adult apple and pear seedlings budded on a rootstock. The percentage of trees which flowered in the third year following budding was higher when the juvenile period had been shorter. This relation should be taken into consideration in breeding.
Samenvatting
Het bestaan van een erfelijk verband tussen de vroegrijpheid van de ouders en de duur van de jeugdperiode van de nakomelingschappen wees op een soortgelijk verband tussen vroegrijpheid in het jeugd- en in het volwassenstadium. Dit werd bevestigd in een proef met volwassen appel- en perezaailingen, veredeld op onderstam. In het derde jaar na oculatie bleek, dat een groter percentage van de bomen bloeide naarmate de jeugdperiode korter was geweest.
Similar content being viewed by others
References
Visser, T., 1964. Juvenile phase and growth of apple and pear seedlings. Euphytica 13: 119–129.
Visser, T., 1965. On the inheritance of the juvenile period in apple. Euphytica 14: 125–134.
Visser, T. and A. A. Schaap, 1967. Pre-selection for juvenile period, flowering and picking time in apple seedlings. Euphytica 16: 109–121.
Author information
Authors and Affiliations
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Visser, T. Juvenile period and precocity of apple and pear seedlings. Euphytica 16, 319–320 (1967). https://doi.org/10.1007/BF00028936
Received:
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF00028936