De afspraak tussen partijen in het kader van dit Convenant is ingegeven door het feit dat het Verbond van Verzekeraars vermoedt dat men evenals in vele andere facetten van de samenleving, ook bij levensverzekeringen in toenemende mate geconfronteerd wordt met fraude.
Partijen zijn van oordeel dat fraude bij het afsluiten of wijzigen van levensverzekeringen concreet en gericht moet worden bestreden.
Tegelijkertijd zijn partijen er zich van bewust dat het recht op geheim van de patiënt van groot belang is en in principe voorop moet staan.
Partijen zijn het er over eens dat voorkomen moet worden dat het tweede belang ten koste gaat van het eerste, en dat het om die reden aangewezen is een proef te doen met een vorm van toetsing van vermoeden van verzwijging bij het aangaan of wijzigen van een levensverzekering die zoveel mogelijk recht doet aan beide belangen, waaraan gekoppeld (retrospectief) onderzoek naar aard, omvang en toename van verzwijging. Partijen hebben daartoe in het kader van dit Convenant met inachtneming van de hierna geformuleerde uitgangspunten de volgende afspraken gemaakt17over een proef met een vorm van toetsing van vermoeden van verzwijging bij het aangaan of wijzigen van een levensverzekering, over evaluatie daarvan en over een gelijktijdig in gang te zetten retrospectief onderzoek.
Deze afspraken dienen ter aanvulling van het door verzekeraars te voeren fraudebeleid zoals vastgelegd in het Fraudeprotocol van het Verbond van Verzekeraars van 25 juni 1998. De afspraken in het kader van bedoelde proef vormen een voor bestrijding van fraudegevallen voorlopige, noodzakelijke nadere concretisering van de Vrede van Tilburg van 1910.
Het Verbond van Verzekeraars zet zich op het onderhavige terrein in voor vormgeving aan en continuering van het huidige Verbondsbeleid op het gebied van fraudebestrijding en preventie, waaronder met name de registratie van claimgedrag en de externe verwijsindex.
Het Verbond van Verzekeraars zal zijn leden adviseren de in dit Convenant vervatte afspraken gedurende de looptijd van het Convenant te hanteren voor de vaststelling van gevallen van verzwijging waarop dit Convenant ziet.
Daartoe zal het Verbond er zich met name voor inspannen de bij haar aangesloten maatschappijen ervan te weerhouden in het kader van een af te sluiten of te wijzigen verzekeringspolis een machtigingsconstructie met het oog op het verkrijgen van inzage in het medisch dossier van de verzekeringnemer in te voeren.
Voorzover bij het verbod aangesloten maatschappijen al voor totstandkoming van het onderhavige Convenant tot het invoeren van dergelijke "machtigingsconstructies" zijn overgegaan, zal het Verbond hun dringend verzoeken daarvan geen gebruik te maken.
De KNMG zal haar leden adviseren medewerking te verlenen aan de afspraken in het kader van dit Convenant.
De NP/CF en het Breed Platform Verzekerden en Werk zullen hun leden dienovereenkomstig adviseren respectievelijk berichten.
Partijen hebben afgesproken parallel aan de onderhavige proef een retrospectief onderzoek uit te doen voeren, gericht op onderbouwing van de door het Verbond veronderstelde toename van het aantal fraudegevallen respectievelijk van de aanname dat deze aanzienlijk zou zijn; de uitkomsten van zodanig onderzoek zullen geen gevolgen hebben voor individuele gevallen.
De onderhavige proef wordt jaarlijks geëvalueerd.
Aan het Convenant wordt geen precedentwerking ontleend voor andere situaties. Met inachtneming van deze context en randvoorwaarden hebben partijen de volgende afspraak gemaakt.
Partijen gaan ervan uit dat de enkele bekendmaking van de onderhavige afspraak aan aspirant-verzekeringnemers preventief zal werken en dat mede daardoor de toetsingscommissie slechts bij uitzondering aanleiding zal hebben tot het doen inwinnen van medische informatie.
Partijen zijn van oordeel dat er met bestaande klachtmogelijkheden18voldoende garanties zijn om nakoming van de afspraak te kunnen waarborgen.