Vivat et respublica Et qui illam regit.
Literatur
Dr F. Hartog, Leerboek Economische Politiek, Stenfert Kroese, Leiden 1954 XVI +216 blz.).
Vgl. blz. 19 e.v. van Hartogs bovengenoemd proefschrift.
T.a.p. blz. 29.
Vgl. L. Robbins, The Economist in the Twentieth Century (1954, blz. 15): It is quite possible for a man to be a most brilliant analytical economist and yet to show the most childish ignorance both of administrative and political possibility”.
Hoezeer Hartog soms zijn ogen sluit voor het politieke element blijkt op blz. 16 van het Leerboek. Hij bespreekt daar de grenzen van de economische politiek, en noemt daarbij o.a. het dwangelement. „Naarmate de particuliere economische beslissingen meer aan banden worden gelegd, stijgt de spanning in het economische proces”. Dit is zeer juist. Maar ook de politieke „spanning” stelt haar grenzen aan het beleid, en dat wordt niet vermeld.
Wat weer niet wegneemt, dat hij het op een aantal plaatsen toch doet. Op blz. 215 van het Leerboek veroordeelt hij de „nationale eigen gereidhei”, die de integratie in de weg staat, en de „druk der belangengroepen” die een „rationele” politiek belemmert.
Tinbergen, On the Theory of Economic Policy, Hfdst. I.
K. Arrow, Social Choice and Individual Values, 1951.
De laatste heeft thans een geschrift in bewerking over de qualitatieve aspecten van de economische politiek. Dit is nog geen volledige politieke analyse zoals hierboven bedoeld, maar vult toch de quantitatieve probleemstelling in belangrijke mate aan.
Al ware het slechts omdat langs deze weg kan blijken dat de ten onzent gevoerde economische politiek inderdaad, zoals Hartog (maar nu onbewezen) stelt, een rationele inslag vertoont (zie hierna).
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Pen, J. Theoretische benaderingswijzen van de economische politiek. De Economist 103, 117–130 (1955). https://doi.org/10.1007/BF02285787
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02285787